Spring naar inhoud

Categorie: Presentaties

Harreveld in de oorlog 1940-1945

Expositie ‘Harreveld, 80 jaar vrijheid’

Omdat we dit jaar 80 jaar vrijheid vieren, heeft Oudheidkundige Vereniging Harvelt i.s.m. oorlogsmuseum ‘Opdat wij niet vergeten’ een expositie samengesteld over Harreveld in de Tweede Wereld oorlog met de naam ‘Harreveld, 80 jaar vrijheid’.
Naast de oorlog ‘40-’45 in het algemeen wordt er veel aandacht besteed aan lokale oorlogsgebeurtenissen en aan evacués uit Leuth en Millingen welke hier in het dorp een half jaar gastvrij onderdak hebben gekregen.


De expositie is t/m 5 mei 2025 te zien in de St. Agatha kerk in Harreveld maar u kunt deze ook in alle rust hieronder bekijken.

Inhoudsopgave

1. Voorwoord

Voor Harreveld barst de oorlog in alle hevigheid los in het najaar van 1944. Wanneer Operatie Market Garden mislukt komt het front vast te zitten. De relatief nog rustige Achterhoek wordt dan voor velen het dichtstbijzijnde toevluchtsoord.

Van alle kanten stromen vluchtelingen toe; geëvacueerde burgers uit de frontlinie, krijgsgevangenen uit het ‘uiteenvallende’ Duitsland, hongerende mensen uit het Westen.  Ook de eigen bevolking moet schuilen voor een barbaarse bezettingsmacht of achteloos afgeworpen bommen.
Mannen, vrouwen en kinderen zoeken een goed heenkomen. Velen vinden dat in Harreveld, in een dorp van nog geen 1000 inwoners wordt in het laatste half jaar van de oorlog plaats gemaakt voor meer dan duizend vreemden.

Nu 80 jaar na de oorlog, is er een laatste mogelijkheid om de verhalen te horen van een generatie die deze periode nog heeft meegemaakt. Meer dan twintig mensen hebben hun verhaal gedaan. Zij maken deze tentoonstelling uniek. Hoe meer verhalen we horen, hoe meer (dag)boeken en opgetekende verslagen we lezen, hoe meer we onder de indruk komen van onze ouders en grootouders.  Natuurlijk was ook hier verraad en zwarte handel, maar in zijn algemeenheid kun je stellen dat Harreveld gastvrij was.

Onze tentoonstelling is dan ook een eerbetoon aan de Harrevelders van 1944. Aan onze plaatsgenoten, onze ouders en grootouders. Hun veerkracht is indrukwekkend. Ze  geven ons een voorbeeld van wat medemenselijkheid is.

Vrijheid komt er voor het dorp Harreveld 80 jaar geleden. Voor de  Harreveldse jongens die naar Indonesië worden gestuurd, duurt die vrede maar kort. Zij gaan een nieuwe oorlog tegemoet. Vrede voor hen en hun families komt er pas een aantal jaren later.  Hun verhaal is daarom ook toegevoegd aan onze expositie.

Onze informatie komt uit (dag)boeken, interviews en gesprekken, archiefstukken en van het internet. We hebben deze bronnen aangegeven. Maar we zijn geen experts, dus hebt u op- of aanmerkingen laat het ons weten. Er valt nog zo veel te vertellen.

2. De mobilisatie en de meidagen 1940

Na de Duitse inval in Polen volgt in 1939 de algehele mobilisatie in Nederland. Herman Stoltenborg, (F 60 Lodiek) wordt opgeroepen. Zo ook buurjongen Jan Schutten (F65 Hinnassen) Wanneer de laatste ’s morgens langs komt om samen op pad te gaan, zit zijn pak al vol met gaten. Het is aangevreten door de motten. Slecht materieel is geen uitzondering. Over het algemeen is het Nederlandse leger slecht uitgerust, geen partij voor het Duitse leger.

Maar als de Duitsers 10 mei 1940 Nederland binnenvallen weren onze soldaten zich dapper. De legerleiding weet dat het onmogelijk is het oosten van het land te verdedigen. Dus in de Achterhoek wordt niet gevochten. Wel op de Grebbeberg. Daar zit 11 mei 1940 ook Herman, inmiddels vader, want zijn zoontje Joop is onlangs geboren. De Nederlandse eenheden houden moedig stand tot 13 mei. Na het bombardement op Rotterdam op 14 mei is de situatie uitzichtloos. Op 15 mei capituleert het Nederlandse leger. De Koninklijke familie en het kabinet zijn dan al gevlucht naar Engeland.

Joop Stoltenborg schrijft in zijn verslag:

Thuis weten ze niet of mijn vader de oorlog overleefd heeft of niet. Mijn moeder besluit hem op te zoeken.  Ze gaat met neef Joop Wieggers, die een auto heeft, naar Rhenen. Daar zitten soldaten naast de weg. Ze zien mijn vader niet. Maar gelukkig ziet vader ze langskomen en hij rent achter de auto aan. Dat is een heel gelukkig en emotioneel moment. Nu weten ze dat hij het overleefd heeft. Herman mag niet gelijk met hen mee. Pas een week later komt hij thuis.

Een maand later zijn alle krijgsgevangen Nederlandse soldaten teruggekeerd. Er wordt niet meer gevochten. De oorlog is even ver weg. Maar Nederland is bezet en zwicht onder de Duitse bezetting. De repressie neemt in de daarop volgende jaren meer en meer toe…

Nederlandse militairen 1939. Rechts staat Bernard de Mooij. Hij is brenschutter op de Grebbeberg in 1940
Vitrinekast in de tentoonstelling

3. Operatie Market Garden

Na de gelukte landing in Normandië (D-day) en de snelle opmars door Frankrijk en België denkt het geallieerde opperbevel dat het Duitse leger al bijna verslagen is. Ze beginnen in september 1944 met een grote militaire actie genaamd ‘operatie Market Garden’  ook wel  “de slag om Arnhem” genoemd.  

De Engelse en Amerikaanse militairen  plannen een verrassingsaanval. Via Eindhoven, Nijmegen en Arnhem willen ze doorstoten naar Noord Nederland. Van cruciaal belang hierbij zijn de bruggen over de grote rivieren. Met behulp van luchtlandingseenheden moeten die ongeschonden in handen komen van de geallieerden.

Tegelijkertijd rukken de grondtroepen met tanks en andere pantserwagens vanuit het zuiden op, om zo snel mogelijk contact met de luchtlandingseenheden te maken zodat die ondersteund kunnen worden.

Als dit lukt hopen de geallieerde opperbevelhebbers dat ze de oorlog voor Kerstmis 1944 kunnen beëindigen.

De Duitsers reageren snel.  Ze sturen extra troepen en tanks naar het gebied rond Arnhem en besluiten tot de evacuatie van Arnhem om de stad makkelijker te kunnen verdedigen. Alle Arnhemmers moeten eind september 1944 de stad verlaten. Onder hen de familie Koster, die uiteindelijk bij de familie Wolters (F98) onderdak vindt.  

Evacués uit Arnhem, begeleid door een verpleger met een witte vlag.

Arnhem blijkt ‘een brug te ver’. Britse luchtlandingstroepen stuiten op de Veluwe op twee SS divisies en kunnen de grondtroepen in Arnhem niet helpen. Veel soldaten worden gedood, gewond of gevangen genomen. De ‘Slag om Arnhem’  wordt verloren. Het front komt vast te zitten.

Drie gevangen genomen Britse militairen.

Uiteindelijk wordt alleen het zuiden van Nederland tot aan de grote rivieren bevrijd. De oorlog is nog lang niet voorbij en het noorden van het land moet nog ruim een half jaar op de bevrijding wachten.

Bronnen
https:www.verzetsmuseum.org/nl/kennisbank/operatie-market-garden
– http://www.slag-om-arnhem.nl
– Kaart:  Kekerdomse Oorlogsbelevenissen ‘De dagboeken van Lambert en Gert Janssen’  samengesteld door Johan Bekhuis

4. Arbeitseinsatz

Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden honderdduizenden Nederlanders tewerkgesteld in Duitsland. Deze dwangarbeid staat bekend als de Arbeitseinsatz (arbeidsinzet). In maart 1942 werken er al ongeveer 165.000, onder hen werkelozen en gedemobiliseerde soldaten die als eersten worden opgeroepen.

Mei 1943 wordt de algemene Arbeitseinsatz in het bezette Nederland afgekondigd. Alle jongemannen tussen de achttien tot vijfendertig, even later tot veertig jaar worden opgeroepen om zich te melden voor de Arbeidsinzet. Wie zich niet meldt, wordt zwaar gestraft. Veel mannen duiken onder; vaak plaatselijk. Er volgen razzia’s.

Het kerkdorp Harreveld zit vol met onderduikers. Als het enigszins mogelijk is werken zij overdag voor de familie bij wie zij zijn ondergedoken. ’s Nachts slapen zij, als er tenminste geen plaatsgebrek is, in een bed op de slaapkamer. Bij onraad zoeken zij de schuilplaats op. De onderduikers bezoeken vaak de zondagmis, wel  vroeg want dan hebben zij het minst te vrezen. Op zondag 22 augustus ’43 omsingelen Duitse soldaten de kerk. De onderduikers zitten in de val. Iedereen moet bij het verlaten van de kerk zijn ‘Ausweis’ laten zien, wie zich niet kan identificeren als legale Harrevelder, moet in een truck plaatsnemen. Een groepje van 5 á 6 onderduikers waaronder Willem Stoltenborg. verstopt zich in een ruimte achter het orgel. Na de mis doorzoeken de Duitsers de kerk. Ze worden niet gevonden. Maar op het eind, als iedereen de kerk uit is, staan er nog fietsen op het kerkplein. De Duitsers weten genoeg, ze gaan opnieuw zoeken. Nu worden ze gevonden. Ze worden naar de koepel in Arnhem gebracht en aan het werk gezet. Tien dagen later komen ze weer vrij.

Uit: ‘Bezetting en verzet’ van Henny Bennink

St. Agathakerk in Harreveld

5. Graven voor de Todt

De Organisation Todt (OT), genoemd naar Rijksminister Fritz Todt, organiseert het graven van loopgraven, mangaten en tankgrachten voor de Duitsers. In 1944/1945 worden duizenden arbeiders opgeroepen om in de Liemers te gaan werken aan de Panther-Stellung, een verlengstuk van de Westwall. In Lichtenvoorde moeten alle mannen tussen 18 en 50 jaar zich melden. Bijna niemand meldt zich aan. Duitse SS’ers nemen vooraanstaande burgers in gijzeling, waarna een hernieuwde oproep volgt. Wanneer zich niet minimaal 300 spitters aanmelden, worden de gijzelaars dood geschoten. De pastoor en enkele ‘wijze mannen’ roepen op zich aan te melden.  

Mw. A.M. Wolters Stoltenborg schrijft hierover in haar dagboek:

Donderdag 5 oktober 1944 ’s Morgens vroeg wordt weer een nieuwe proclamatie aangeplakt en wel dat alle jongens zich weer moeten melden, deze middag van I tot 4 uur. Als ze zich niet aanmelden, zullen er gijzelaars onherroepelijk worden opgepikt en de huizen in brand worden gestoken (doch de berichten blijven van duiken, duiken!). Wat een toestand!

Dan melden zich 1400 man uit de gemeente Lichtenvoorde. De groep wordt in tweeën gesplitst. Het ene deel naar Zevenaar, het andere naar Bocholt. De dag erop komen de gijzelaar uit Zevenaar vrij.

Mijn vader zat als gijzelaar gevangen in de Turmac fabriek in Zevenaar. Dit om vrijwilligers te dwingen zich te melden voor de Arbeitseinsatz. Dus hebben mijn oudste broer Jan en ik ons gemeld, daarop kwam vader weer thuis.

Eerst moest ik graven in Spork bij Bocholt  in Duitsland. Elke ochtend rond 7 uur fietsen naar Duitsland, vaak in groepen. Brood mee, want het eten daar was slecht.

(Passage uit het interview met Bennie Domhof)

Er is onvoldoende werk in Bocholt, dus de meeste mannen komen snel weer thuis. De mannen die op een platte kar naar Zevenaar worden gestuurd komen er niet zo gemakkelijk af. Ze verblijven er aanzienlijk langer dan 10 dagen. Kost en inwoning in een bierkelder in Wijnbergen laten te wensen over. Als er niet naar tevredenheid is gewerkt worden er lijfstraffen uitgedeeld door de Duitsers. Wanneer de OT-werkers op weg zijn, worden zij door piloten van geallieerde jachtvliegtuigen vaak aangezien voor Duitse militairen en beschoten. Ondanks de witte vlaggen die ze meevoeren op hun wagens.

Donderdag 5 okt 1944: Om 1 uur wordt op verschillende plaatsen luchtalarm geblazen. De Engelsen vliegen erg. Bij ‘t tramstation rijden twee Duitse wagens en een platte wagen, waarin jongens uit Groenlo zitten. Zij hebben zich moeten melden. Nu worden deze wagens (’t is verschrikkelijk om te horen) beschoten. De kogels vliegen om de huizen. We blijven binnen en anderen zoeken een schuilplaats in de sloten of eenmansgaten aan de weg! Twee jongemannen uit Groenlo moeten hierbij ’t leven laten. Ook ’t paard voor de wagen werd doodgeschoten. Tegen twee uur is ’t hier weer rustig.

Bron: ‘Mijn dagboek’ (A.M. Wolters)

Bronnen
– oorlogsverhalen.com/themas/arbeitseinsatz/
– gridvl.org/arbeidsinzet-arbeitseinsatz-1944-pantherstellung-rijn/
– www.verzetsmuseum.org/nl/kennisbank/dwangarbeid
– www.canonvannederland.nl/nl/gelderland/gelderland/onderduiken-in-de-achterhoek

6. Kamp Rees

Nederlandse razziaslachtoffers die in werkkampen vlak over de grens terechtkomen moeten zware dwangarbeid verrichten. In het beruchte kamp Rees worden ze onder uiterst primitieve omstandigheden gehuisvest in de drie droogloodsen van een dakpannenfabriek, samen met nog eens 500 krijgsgevangenen van verschillende nationaliteiten.

De steenfabriek in Rees

Er zijn nauwelijks sanitaire en medische voorzieningen. Wat stro op de natte, lemen vloer van enkele droogloodsen dient als verblijf- en slaapplaats. Na korte tijd is het hele kamp verandert in een smerige beestenstal.

Niemand komt uit de kleren; gevolg totale vervuiling. Overdag is het werken geblazen aan de Westwall. Het eten bestaat uit warm water, met wat koolbladeren of een aardappel en een stukje brood. Tijdens het werk heeft men te lijden onder aanvallen van de geallieerden, die zich voorbereiden op de verovering van Berlijn. In enkele maanden tijd zijn er 400 doden te betreuren, waaronder ook vele slachtoffers van de sadistische kampleiding.

.

Met de hulp van bewoners uit de Achterhoek en niet minder van bewoners aan de Duitse kant van de grens lukt het om eind 1944 begin 1945 met vervalste documenten vele slachtoffers uit het kamp naar Nederland over te brengen. De Aaltense arts van der Weduwen krijgt het via het Rode Kruis voor elkaar dat de mannen die er het slechts aan toe zijn, volwassen mannen van nog geen 40 kilo, naar het noodhospitaal in Harreveld kunnen worden gebracht.

Er volgen meer tochten vanuit de Achterhoek naar het kamp, waarbij voedselpakketten naar de achtergeblevenen in het kamp worden gebracht.

Meer mannen komen vrij en gaan naar Noodziekenhuizen in de Achterhoek, honderden ook naar Harreveld. Daar wordt de vervuilde kampkleding verbrand en de mannen worden ontsmet en ontluist. Een aantal mannen overlijdt hierna onverwacht. De Duitsers eisen dat ze terug naar Rees moeten zodra ze weer beter zijn. Dat is onmenselijk. De artsen weigeren, daarop gaan de Duitsers overstag. In de eerste vier maanden van 1945 sterven er alleen al drieëndertig mannen uit Kamp Rees in het Noodziekenhuis Harreveld.

Wrang is dat dokter van der Weduwen komt te overlijden doordat zijn auto wordt beschoten door geallieerde vliegtuigen.

Bronnen
– Kwesties van leven en dood (Regina Grüter Uitgeverij Balans ISBN 978 94 600 3653 8)
– Bezetting en verzet ( Henny Bennink Uitgeverij Fagus ISBN 90-70017-94-6)
– www.nationaalarchief.nl/digitalisering-archief-arbeidsinzet/vrijwilliger-vertelt/ontsnapt-uit-de-verschrikkingen-van-kamp

7. Joden vervolging

In het begin van de oorlog treedt de Duitse bezetter nog ‘mild’ op. Maar eind 1940 volgen de eerste anti-Joodse wetten en maatregelen. In februari 1941 volgen de eerste zeer gewelddadig uitgevoerde razzia’s. De algemene proteststaking tegen deze razzia’s  (de Februaristaking) wordt met veel geweld onderdrukt. Vanaf januari 1942 worden in rap tempo door heel Nederland een vijftigtal werkkampen gebouwd, waaronder een kamp in Lievelde. Eigenlijk is werken bijzaak, de Duitsers willen de Joodse mannen isoleren en concentreren op één plek.

Rijkswerkkamp ‘Lievelde’. Collectie mw. Elschot-Stevens

Het kamp in Lievelde is omgeven door prikkeldraad, er staan houten barakken, een toiletgebouw en een huisje voor de waterinstallatie. De kok/beheerder woont op het terrein. Woensdag 19 augustus 1942 komen de eerste Joodse dwangarbeiders aan per trein. Er wordt gewerkt aan de Huttendijk, de mannen moeten de afwatering  van  deze zandweg verbeteren. Boeren uit de directe omgeving voorzien de Joodse mannen tijdens het werk van extra voedsel. Via de post komen veel voedselpakketten naar het kamp.  Dat alles is tegen het zere been van NSB burgemeester Lamers. Volgens hem zijn verschillende Joden niet aan het werk omdat ze zogenaamd ziek zijn.

E. Sanders schrijft op 16 september 1942:
“…‘k Heb een heel ander leven ’s Morgens 5 uur op. Half zeven uit het kamp 7 uur op het werk wegen vernieuwen met de schop en op klompen. ± half zes weer in ’t kamp en uiterst 9 uur te bed. Wie weet hoe lang nog ik heb niet veel hoop spoedig thuis te zijn..

Op 2 oktober 1942, tegen middernacht, worden de Joodse dwangarbeiders zo onopvallend mogelijk naar het station van Lievelde gebracht en van daaruit doorgevoerd naar kamp Westerbork en de vernietigingskampen in het Oost-Europa. Vrijwel zeker heeft geen van de naar schatting 40 tot 60 Joden uit werkkamp Lievelde de oorlog overleefd. 

In 1944 worden een aantal van de vervallen barakken gesloopt.

Op 2 oktober 2022  is aan de Schansdijk in Lievelde het monument ter herinnering aan het Joodse werkkamp Lievelde onthuld.

Het monument ter herinnering aan het werkkamp Lievelde.

Bronnen
– joodsewerkkampen.nl
– joodswerkkamplievelde.nl
– www.stolperstenengroenlo.nl/
– www.oostgelre.nl

Vitrinekast in de tentoonstelling

8. Noodhospitaal

In de oorlog proberen de Duitsers een aantal keren de gebouwen van het Sint Vincentiusgesticht Harreveld, een internaat voor verwaarloosde jongens, te vorderen. De broeders weten dit lang te voorkomen, tot op 5 september 1944 alles ontruimd moet zijn. Alle jongens moeten terug naar huis of worden elders ondergebracht. Op de overste en de kok na, moeten alle broeders vertrekken of worden te werk gesteld. Het complex staat de meeste tijd zo goed als leeg. Begin oktober komen de broeders weer terug.  

Foto gemaakt na 1945

Het complex wordt 1 november, na onderhandelingen met de Duitsers, officieel aan het Rode Kruis overgedragen. Op de daken worden grote rode kruisen op een wit fond geschilderd. Het noodziekenhuis start met een beperkte medische staf, een aantal Duitse ziekenzusters uit Arnhem en vrijwilligers uit de plaatselijke bevolking. Naast geëvacueerde burgers, arriveren personeel en patiënten van ziekenhuizen uit Millingen en  Arnhem, van sanatoria uit Gennep en Zevenaar. Van alle kanten komen zieke en gewonde burgers en soldaten uit de Achterhoek en de Duitse grensstreek naar het Noodhospitaal. Ernstig zieke, zwaargewonde en verzwakte dwangarbeiders uit Kamp Rees worden toegelaten. Vooral tyfus- en dysenterie patiënten worden meteen doorgestuurd, omdat Harreveld daar beter toe uitgerust is.

De chirurgische ploeg van het noodhospitaal. Bron foto: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde

Kerstmis 1944 zijn hier ruim 1200 personen aanwezig. Naast zieken mogen evacués enkele dagen blijven tot ze weer doortrekken.

Op 23 februari 1945 telt het hospitaal meerdere operatiekamers,7 ziekenzalen,  4 tot 5 lokalen met zieken, 1e t/m 3e etage patiënten met een besmettelijke ziekte,  de schilderswerkplaats is een tyfus afdeling en er is een kraamafdeling.

Josefien vertelt: Als je nachtdienst had moest je met een jampotje met water met daarop olie en een drijvertje (dat was je verlichting) patiënten verzorgen. Als er wat wind of tocht was ging dat ding uit en stond je in het donker. Soms alleen in een zaal met 40 patiënten.

Uit een verslag van Josefien Driever-Stoltenborg (Weglas F44) Verpleegster in opleiding in het Noodziekenhuis

De school tegenover het hospitaal wordt ingericht voor TBC patiënten. De feestzaal van café Wieggers fungeert in nood als een dependance.

Personeel noodhospitaal. Bron foto: Vereniging vor Oudheidkunde Lichtenvoorde

Niemand ligt een dag te lang in het noodhospitaal, vijf minuten later is een bed beschikbaar voor de volgende. Het gaat maar door.

Dag en nacht vinden operaties plaats, ook worden er veel amputaties verricht. Geregeld is er geen stroom en water. Er is gebrek aan medicatie.

Achter het huis van Thielen ter hoogte van de Blaauwgeersstraat wordt een noodkerkhof in gebruik genomen.

Ziekenzaal noodhospitaal 1945. Bron foto: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde.
De verzorgers van het noodhospitaal. Bron foto: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde.

Anny ten Have-Wolters vertelt: Wanneer de 8-jarige Fien Leppers en haar oudere zus Nelly onderweg zijn met de trein vanuit Swalmen, komt deze onder vuur te liggen. Nelly duikt over Fien heen om haar zusje te beschermen en raakt daarbij zwaargewond door rondvliegende scherven. Ze komen in het Noodhospitaal in Harreveld terecht. De lichtgewonde Fien mag daar niet blijven en komt bij ons in het gezin ( Wolters Lindeboom F98)  Geregeld ben ik (11 jaar oud) met Fien op ziekenbezoek geweest bij zus Nelly in het Noodhospitaal.

Foto privé collectie fam. ten Have-Wolters

Op 1 november 1945 wordt het ziekenhuis officieel opgeheven en komen de eerste honderd jongens terug. Juni 1946 vertrekt de laatste groep vrouwelijke patiënten van het sanatorium in Gennep.

Gedenksteen aangeboden door het Rode Kruis. Bron foto: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde.
Vitrine in de tentoonstelling

Bronnen                                                                                                         
– Bezetting en verzet. De gemeente Lichtenvoorde en omliggende gemeenten in de Tweede Wereldoorlog door Henny Bennink
– Driejarig verslag gemaakt door Broeder Liguori Jansen, Overste van het St. Vincentius Huis.
– Dagboek Harreveld in oorlogstijd door Broeder Borromeus

9. Medicijnhalers

In de aanloop naar de oorlog heeft Nederland al zorgen over de beschikbaarheid van medicijnen en medische hulpmiddelen. Veel wordt geïmporteerd uit landen die onder controle staan van de nazi’s. Dat tekort wordt tijdens de oorlog alleen nog maar groter. Mensen reizen het hele land door om medicatie voor ziekenhuizen en huisartsen te halen. Vaak met gevaar voor eigen leven.

Uit privé collectie Wim Megens

Antoon (Tonnie) Megens komt in 1944 met zijn vrouw Anneke en zoon Hans als evacué vanuit Leuth. In Harreveld komt hij bij ten Have (Ooimans Tone F18) terecht. Met zijn paard en wagen maakt hij vanuit Harreveld vele tochten om het Noodziekenhuis te voorzien van de nodige medicamenten, voedsel en brandstoffen. Dat zijn inzet van onschatbare waarde is blijkt uit beide aanbevelingen.

Uit privécollectie Wim Megens

Gert Hendriks, nog maar net als evacué vanuit Leuth in Harreveld, hoort bij dr. Brenninkmeijer in Lichtenvoorde dat hij schurft heeft. De arts zegt: ’In 3 dagen ben je er vanaf, als ik zalf had. Maar die heb ik niet, wel bij Brocades in Meppel. Ik heb hier zo’n 60 man die schurft hebben, maar ik kom van alles te kort.’ Gert besluit samen met evacué Albert Schoenmaker naar Meppel te fietsen om die medicatie te halen. Vooraf haalt hij op het gemeentehuis reisdocumenten, zodat hij onderweg geen moeilijkheden krijgt. Na een tocht van meerdere dagen, vraagt de huisarts bij terugkomst: ’Wat zijn de onkosten?’ Gert vraagt een pot schurftzalf, maar dié krijgt hij niet. Hij moet zich de volgende dag melden bij het Noodhospitaal. Daar wordt hij gewassen en vervolgens door een non ingesmeerd met zalf die hij zelf gehaald heeft.

Bron: ‘Het ziet hier zwart van de witte lakens’ Leuthse evacués vertellen door Jan van Eck m.m.v. Hans Giesbertz

Er is veel vraag naar middelen voor het ontluizen en het bestrijden van schurft. Evacués hebben dit vaak onderweg opgelopen. Later blijken de dwangarbeiders uit Kamp Rees hier enorm onder te lijden. Plaatselijke bewoners kunnen voor behandeling bij het Noodhospitaal of in Lichtenvoorde terecht. 

Annie Roelofsen-Tankink (Meujen F 56) vertelt: ‘Als je last van schurft had ging je naar Kettering in Lichtenvoorde, daar moest je je uitkleden en werd je van top tot teen met een grote schilderskwast ingesmeerd met een witte pap. Ook moest alle beddengoed gewassen worden.

Jan en Joop Stoltenborg schrijven in hun verslag: Na de oorlog kregen alle kinderen een behandeling tegen luis en schurft. In een vrachtwagen gingen we naar Lichtenvoorde. Na een douche werden we met een wit poeder bestoven onder onze kleren en in de haren. Nu weet ik dat het DDT-poeder was.

10. Hongervluchtelingen / Voedselvoorziening

In de oorlog bestaat in Nederland een distributiesysteem om schaarse levensmiddelen eerlijk te verdelen. Producten kan men alleen verkrijgen op vertoon van bonnen. Veel is niet meer te verkrijgen. Van koffie, thee en tabak zijn al snel alleen nog surrogaatproducten verkrijgbaar. Elk jaar neemt het voedselaanbod af, op het einde van de oorlog is de situatie rampzalig. Stadsbewoners maken op gammele fietsen barre tochten naar het platteland. Boeren zijn vaak gul voor deze ‘hongervluchtelingen’ uit het westen.

Fiene Hogenkamp (Hammen F52) vertelt: Bob Oostveen kwam met zijn vader op de fiets (met massieve banden) vanuit Zeist. Vanwege de grote honger kwamen zij eten halen voor hun gezin van 9 kinderen. Vader is bepakt en bezakt teruggegaan naar Zeist. Bob is bij de familie gebleven.

Gerda Wieggers(F115) schrijft: Gedurende de winter kwamen steeds meer mensen uit het Westen van Nederland naar ons toe, lopend of op gammele fietsen. Ze kregen aardappelen en graan mee.

Na 1½ jaar ziet Job Rodeka, onderduiker bij Kolkman (Bartels F107) zijn familie uit Amsterdam. Hij schrijft: ‘ Wat zijn ze veranderd. Holle oogen, ingevallen wangen. Zijn dit de gezonde menschen die ik achter gelaten had? Ik ken hen haast niet terug. Ze zijn nog doodmoe van de zware tocht. Stel U voor, een tocht van honderdvijftig kilometer per fiets midden in de winter door koude, sneeuw, wind. De honger was de groote drijfveer geweest.’

Ook kinderen komen naar Harreveld om aan te sterken. Bij Wolters (F66) zijn Willy en Lennie van Veen uit Rotterdam. Ria Roestenburg uit Utrecht is lang op ’t Weggelder (F44). En bij Karnebeek (F14) komt Lucia Lambrechts uit Utrecht. Ze heeft bij aankomst een kaartje om de hals hangen: “lust geen karnemelk.”

V.l.n.r. boven: Willie van Veen, mevr. van Veen, Willemien Wolters, …Smit, Lennie van Veen. V.l.n.r. onder: Alfons Krabbenborrg, Paulien Krabbenborg, hond Hekkie, Joop Wolters Bron foto: privé collectie fam. Steur

Op het platteland is er nog voldoende voedsel aanwezig. Maar de Duitsers beginnen meer voedsel te vorderen. Boeren houden zo veel mogelijk voedsel achter. De plaatselijke controleurs staan dat oogluikend toe. Het blijft wel oppassen, dus alles moet uit het zicht van de bezetter gebeuren.

Gerda Wieggers (F115) schrijft: ‘Op de zolder tussen huis en stal werd clandestien koolzaadolie gedraaid en af en toe werd ook een schaap in de nacht clandestien geslacht.’ 

Jan en Joop Stoltenborg (Lodiek F60) herinneren zich: ‘Vaak werd ’s nachts gedorst bij winderig en regenachtig weer. Niet opgegeven graan moest in het geheim gemalen worden. Maar de aandrijfpoelie van de maalmachine was verzegeld door de handlangers van de Duitsers. Door de schroeven los te draaien bleef deze stilstaan en werd er een andere poelie opgeschroefd.’

Even rusten tijdens de oogst 1944. V.l.n.r. Jan Waenink (Platen F95) Hent Eitinck (F93) mw. Waenink, Gert. Waenink, met hoed Gerard Koster (evacué uit Arnhem) Bron foto: OKV Harvelt
Vitrine in de tentoonstelling

11. Aankomst van (Leuthse) evacués

Tijdens de kerkdienst op zondag 22 oktober 1944 deelt de pastoor mee dat er ongeveer 250 vluchtelingen uit ’t plaatsje Leuth naar Harreveld komen. Bijna iedereen biedt onderdak aan. Het Evacuatie Comité, bestaande uit pastoor Oosterman (voorzitter), hoofd der school W. Nijs (secretaris) en de leden B. Hogenkamp, B. Elschot en J. Wieggers maakt de lijst voor een eerste verdeling.

Lijst van eerste verdeling van evacués onder Harreveldse gezinnen.

‘s Maandags komen de eerste evacués aan bij Lodiek (F60). Dinsdag 24 oktober 1944 worden de eerste 80 personen uit Leuth, die met wagens zijn opgehaald uit Doetinchem, ondergebracht bij gezinnen in Harreveld. Op woensdagavond komen er tien wagens met Leuthse evacués uit Doetinchem aan. Ze krijgen erwtensoep bij Wieggers en worden dan ondergebracht in de grote zaal van ’t Gesticht. De dag erop krijgen ze koffie met brood. Vervolgens worden ze ondergebracht bij gezinnen in het dorp. 

Passage uit een interview met mw. Holweg-Reijmers: We woonden in Millingen aan de Rijn aan de zuidelijke kant. We zijn de Rijn overgestoken en hebben 6 weken onder in de boot gewoond. Er waren boeren bij die hadden koeien en paarden meegenomen naar de Bieland, maar Herwen en Aerdt moesten we bij de Duitsers alles inleveren. Daarna zijn we in Silvolde twee maanden bij café  Mijnen ’t Molentje’ geweest. Hier was het eten uit een varkenspot, gruwelijk vies. Ik had al snel een vriendinnetje en daar mocht ik wel eens mee eten, wat was ik blij. Het was daar niet langer uit te houden, het was er zeer slecht gesteld met de hygiëne. De mannen gingen naar de achterhoek en kwamen later terug met het bericht dat er in Harreveld en Zieuwent plaats was.

De postbode van Leuth komt die dag bij ons op ’t Weggelder (F44) aan.  Bij Wieggers hebben ze hem gestuurd, maar na overleg met het Comité dat bij Wieggers alles regelt, mogen ze niet bij ons blijven. Ze gaan nu met z’n achten naar Hammen(F52) ’t Comité wil ons huis gereserveerd houden. Wat een toestand om die mensen te zien trekken. Als je nog zag wat ze in de haast nog hadden meegenomen op hun fietsen, dan kreeg je de tranen in de ogen.  (Citaat uit ‘Mijn dagboek A.M. Wolters-Stoltenborg)

Alle evacués krijgen bericht dat ze vlees kunnen halen. Bij Kolkman (F28) is een koe voor hun geslacht. En ieder gezin waar ze evacués hebben kan bij ’t distributiekantoor (op de markt in Lichtenvoorde) de nodige bonnen halen.

Lijst van evacués voor de aanvraag van distributiebonnen.

In Harreveld mogen ze maar een paar weken blijven. Zondag 8 november 1944 krijgen alle evacués uit Leuth bericht dat ze moeten vertrekken. De evacués willen blijven, ze hebben het prima naar hun zin in Harreveld. Maar ze hebben geen keus, ze moeten plaats maken. Eigenlijk moet iedereen weg, maar door de plaatselijke gastvrijheid kunnen ongeveer 100 personen blijven. Wagens uit Harreveld brengen de overige evacués uit Leuth weg richting Ruurlo. Wat staat hen te wachten daar in het onbekende Groningen?

Diezelfde dag komt een groep van 350 personen of evacués uit Gennep aan. Ze worden ondergebracht op ’t Gesticht, bij Wieggers en Café Hogenkamp. Ze krijgen bij aankomst heerlijke stamppot.

Brief van burgemeester Lamers aan pastoor Oosterman waarin gedreigd wordt met strenge maatregelen indien evacés niet verder doortrekken richting Borculo.
Vitrinekast in de tentoonstelling

Bij het bevolkingsonderzoek van 1940 telt Harreveld 142 adressen van huizen/boerderijen, waaronder een twintigtal burgerwoningen. In 1945 telt de parochie Harreveld 917 parochianen. Aan de Lindeboomweg, de Heideweg en de Nicolaasweg  staan een  tiental boerderijtjes met protestante bewoners. Dus het is aannemelijk dat Harreveld in 1944 nog geen 1000 inwoners telt.

Luchtfoto Harreveld 28-10 1944

Het precieze aantal mensen dat in Harreveld woont is niet aan te geven, omdat parochiegrens en dorpsgrens niet overeenkomen. In 1940 zijn er 715 parochianen,  in 1945  zijn er 917. Bij dit relatief grote verschil kun je je afvragen of evacués in het dorp en patiënten in het Noodziekenhuis  al dan niet zijn meegeteld.

Bron: Anton Stortelder, Bewoningsgeschiedenis (website OKV Harvelt)

Het Evacuatie Comité heeft 23 oktober 1944 een lijst gemaakt met daarop de indeling van de Leuthse evacués. Een hele prestatie, want zowel de aanmelding als de verdeling (van 250 mensen!) komt letterlijk van vandaag op morgen tot stand. Als de evacués komen, verandert er veel in de lijst. We weten dus niet altijd wie waar is ondergebracht. Bij de F-nummers waarbij een blauwe pin staat, hebben we de namen van de evacués bevestigd gekregen.

De gemeente Lichtenvoorde is onderverdeeld in wijken, elk met een eigen letter. Voor  Lichtenvoorde is dat de  letter ‘A’, voor Zieuwent de letter ‘E’. In Harreveld beginnen alle adressen met ‘F’. Dus vanaf 1926 is café Wieggers F1, de school F23 en bakker Diks F 31. Een nieuw adres krijgt weer een letter toegevoegd; Kolkman F6a, de Mooy F6b enz.

Op de kaart ziet u het Harreveld van nu. Daaroverheen ziet u in het rood de bebouwing van 1944 met daarbij de F nummers. De straten hebben in 1944 nog geen namen.

Door op onderstaande knop te klikken kunt u de kaart in een nieuw tabblad groot openen.

12. Verraad en verzet

De NSB (Nationaal-Socialistische Beweging) wordt opgericht in 1931. In Nederland is er dan net als in andere landen veel werkeloosheid en armoede. De aanhangers van de NSB hopen op een betere toekomst met één sterke partij en één leider Anton Mussert. Ze zijn tegen vrijheid en democratie.
Als Duitsland Nederland bezet, is de NSB de enige partij die mag blijven bestaan. NSB’ers gaan samenwerken met de Duitse bezetter en worden gezien als landverraders.

De knokploegen van de NSB (de WA, Weerbaarheidsafdelingen) hebben al voor de oorlog een vervaarlijk uitziend zwart uniform. Die uniformen dragen is dan nog verboden. Wanneer de Duitse inval komt, trekken de WA’ers hun zwarte uniformen weer aan! Fanatieke ‘zwarten’ werken met de Duitsers samen en houden zich bezig met het opsporen van Joden en verzetsmensen.

Jeugstorm (NSB Jeugdafdeling) marcheert.

In Harreveld woont Jan Huethorst (Lindeboomweg F9) Het verzet verdenkt hem er van verschillende Joodse families te hebben aangegeven. De man vormt een gevaar. Op zaterdagmiddag 30 oktober 1943 is de familie Domhof (Joost F68) tegenover hun huis aan het werk op het land. Vader Domhof is met zijn zonen Wim, Bennie en Gert aan het knollen plukken.

Bennie Domhof vertelt:  Ik was met  vader, Wim en Gert op het land aan het knollen plukken toen ik  Huethorst vanaf Harreveld aan zag komen fietsen. Hij werd op een tiental meters gevolgd door een man in het zwart. (Vanaf Zieuwent kwam er een boer met paard en platte wagen.)  De beide mannen fietsten ons voorbij. Toen begon de achterste man harder te fietsen. Hij haalde net voor wat nu de Kroosdijk is, Huethorst in. De man strekte zijn arm richting het hoofd van Huethorst, schoot (ik hoorde een scherpe ‘pang’ ) hem door het hoofd en gaf hem vervolgens nog een zet. Daarop viel Huethorst levenloos in de berm.  Het volgende moment draaide de fietser weer om op de weg, net voor de boer met de platte wagen en kwam onze kant weer op.  

Vader had ook gezien wat er gebeurd was, want hij zei: “Ik geleuf da’w better op huus an kunt goan.”  We kwamen bij de weg aan toen de fietser voorbij kwam. Die zei nog vriendelijk goedendag. Ik kende de man niet.

Even daarna kwam de boer langs. Het was boer Hospels uit Zieuwent. Hij riep in het voorbijgaand tegen ons: “Wej hebt niks e’zeene!” Waarop vader zei:”Nèè, wej hebt niks e’zeene!”  Boer Hospels ging met een vaartje verder richting Harreveld. De rest van de dag zijn we binnen gebleven. Niet veel later kwamen de Duitsers met de Nederlandse politie ter plekke om de boel te onderzoeken. Het was dan wel avond, maar alles was verlicht. De Duitsers kwamen vragen of wij wat hadden gezien, maar dat hadden we natuurlijk niet.

Later hoorde Bennie dat de onbekende Cees Ruizendaal (alias zwarte Kees) leider van de Aaltense knokploeg was. Hij zou Huethorst al hebben opgewacht bij café de Boer in Harreveld. (zie Henny Bennink ‘Bezetting en verzet’ blz. 160-162)

13. Onderduikplekken

Tijdens de interviews met Harrevelders komen ook steevast allerlei onderduikverhalen ter sprake. Bij onraad, zoals huiszoekingen of razzia’s, zoekt men op allerlei plekken een veilig onderkomen. Onderdak geven aan onderduikers is niet zonder gevaar, met name het verbergen van Joodse mensen wordt zwaar bestraft.

Op de boerderij van de familie Immink (F 100) aan de Varsseveldseweg krijgt het Joodse echtpaar Sternfeld-Hes in het voorjaar van 1942 onderdak. Op een dag in 1944 is er een zoekactie door een peloton soldaten en NSB’ers naar de wielen van een door de Duitsers gevorderde vrachtwagen. Wanneer zij in een straal van een kilometer rondom café de Radstake zoeken, ziet men iets verdachts. Eind september volgt een nachtelijke razzia, men loopt linea recta naar het kippenhok en het echtpaar wordt meegenomen en op transport gesteld. Twee dagen later worden ze ergens in Europa om het leven gebracht.


Vader Immink en de zonen Jan en Hein worden gearresteerd. Hein verzet zich maar wordt met een pistool onder dwang gehouden. Met hun eigen paard en wagen worden ze vervoerd naar Varsseveld en ingesloten. Er wordt allerlei huisraad gevorderd en bij aankomst ook hun paard en wagen. Door bemiddeling van o.a. pastoor Smals komt vader Immink de volgende dag vrij. Jan en Hein zitten twaalf dagen vast en vrezen een zware straf. De ondervraging door de Sicherheitsdienst blijft hun, door de slechte spoorverbinding naar Arnhem, bespaard. Zij worden te werk gesteld in Zevenaar. Op 21 oktober keren ze terug op Harreveld.

Bron: Bezetting en verzet. Door Henny Bennink

Onderduikershol 1940-1945 aan de Kroosdijk in Harreveld

De onderduikers in Harreveld zijn veelal jongemannen. Vanuit het hele land zoeken ze hier onderdak. In de Achterhoek worden de meeste onderduikers opgevangen. Een op de vijf bewoners is een onderduiker, dus er zijn veel plekken nodig.  Ook plaatsgenoten zoeken schuilplekken, dat kan zelfs bij de buren. Als je maar niet thuis aangetroffen wordt. In schuren, stallen, kippenhokken, bosjes of op zolders, overal worden plekken gecreëerd.

Dinie Blaauw-Domhof vertelt: Bij ons in huis woonde ome Jan. Opeens was hij er niet meer. Tegen ons kinderen werd gezegd: ’Ome Jan is in Zoutelande’ Toch wel raar, want mijn zus Annie hoorde hem ’s avonds als ze in bed lag praten. Dus waarschijnlijk zat hij in de buurt ondergedoken.

Op de dag dat Harreveld wordt bevrijd komt de boerderij van Wopereis (Zand Gert F113) onder geallieerd vuur te liggen. Enkele Duitse militairen ontdekken de schuilkelder en rennen er naar toe. De bewoners van de boerderij voelen zich ook niet meer veilig en duiken ook de schuilkelder in. In de angstige momenten die volgen, zitten vriend en vijand broederlijk naast elkaar: enkele Duitse soldaten, twee Belgen die enige dagen tevoren zijn komen aanwaaien, de familie Wopereis en de drie Joodse mensen. Niemand in de kelder die zich in dat bange uur afvraagt wie wie is, ook niet als het vuren staakt.

Bron: Bezetting en verzet. door Henny Bennink

Bron foto: Nationaal Archief

                                                                                                                                        

14. Radio

Luisteren naar de radio is allang verboden door de Duitsers. Alle radio’s moeten 31 mei 1943 ingeleverd zijn. Er ontstaat een handel in goedkope, oude radio’s. Deze levert men dan in, de goede radio gaat naar de schuilplaats. In het geheim wordt geluisterd naar Radio Oranje ‘De stem van strijdend Nederland’, een programma van de Nederlandse regering in ballingschap in Londen.

Dhr. W. Wissink (F71) luisterend naar meldingen op de radio

.

15. Jo Blaauwgeers

Jo Blaauwgeers, is werkzaam bij de koninklijke marechaussee in Dinxperlo maar eind 1942 wordt Harreveld zijn standplaats. Hij woont dan samen met zijn vrouw Riek (van Dute uit Beltrum) en zoontje Hans boven café de Boer.

In 1943 raakt hij betrokken bij de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Blaauwgeers voorziet onderduikers van duikadressen, voedsel, kleding, bonkaarten en vervalste persoonsbewijzen en waarschuwt voor geplande razzia’s.

Jo Blaauwgeers met zijn vrouw Riek en zoontje Hans

In het najaar van 1943 wordt hij contactman van de KP Aalten (KnokPloeg Aalten). Diverse malen rijdt hij, gekleed in zijn marechaussee-uniform, als begeleider mee bij KP-overvallen op distributiekantoren. Ook brengt hij geallieerde vliegeniers in veiligheid. Als zijn collega-marechaussee C.C. Poulie een neergeschoten Amerikaanse piloot laat ontvluchten, zorgt Blaauwgeers voor het verdere vervoer. Beiden duiken hierna onder.

Als gevolg van het verraad van de provocateur Willy Markus wordt de KP-Aalten op 20 april 1944 opgerold en Blaauwgeers gearresteerd. De volgende dag wordt hij naar kamp Vucht overgebracht.

Op 2 juni 1944 wordt hij ter dood veroordeeld en op 6 juni 1944 gefusilleerd in de duinen van Overveen. Hij rust in graf nummer 23 op de erebegraafplaats aan de Zeeweg in Overveen bij Bloemendaal

Zijn tweede kind, Herma-Jozé Blaauwgeers, wordt ruim zes maanden later geboren.

Jo Blaauwgeers ontvangt postuum het Mobilisatie-Oologskruis (1950) en het Verzetsherdenkingskruis (1980).

Als eerbetoon aan hem is in Harreveld een straat naar hem vernoemd.

Bron: Nationaal onderduikmuseum

.

16. Piloten ontsnappingslijn

In Duitsland zijn kampen ingericht voor Franse en Belgische krijgsgevangen. Velen ontvluchten deze kampen en proberen naar huis te komen. In pakketten van het Rode Kruis die vanuit Frankrijk en België naar de gevangenen worden gestuurd, zitten nogal eens ontsnappingsroutes verstopt.

Ontsnapte krijgsgevangenen worden vaak naar Lichtenvoorde gestuurd omdat ze daar verder geholpen worden op hun tocht naar het zuiden. Ook piloten die na een geslaagde parachutelanding niet in de handen van de vijand zijn gevallen worden door deze vluchtlijn geholpen om naar hun vaderland terug te keren.

Op 12 september 1941 melden zich drie Franssprekende vluchtelingen bij de St. Agatha kerk in Harreveld, pastoor Smals verwijst ze door naar de smid Verhoeven. Daar worden ze door moeder Verhoeven van eten, drinken, een warm bad en bed voorzien. De volgende dag worden ze door de dan 25 jarige Gert Verhoeven begeleid op hun reis met de trein naar Baarle Nassau, alwaar ze worden overgenomen door het verzet in het zuiden.

Een vluchtroute. Uit privécollectie fam. Verhoeven
Een vlucht route. Uit privécollectie fam. Verhoeven

De opvang en verzorging doet Gert Verhoeven niet alleen, hij krijgt daarbij hulp van zijn broer Jan, de gebroeders Jan en Hein Immink, Wim Wopereis (van ’t Zand) en Bertus Wolters.

Familie Verhoeven; bovenste rij v.l.n.r. Harrie, Theo, Willem, Lenie, Bertus, Tone, Gert, Jan. Onder Theodorus Verhoeven, Mina Verhoeven-Mombarg

De Verhoeven groep werkt samen met de pilotenhelpers uit Lichtenvoorde maar voeren bij voorkeur alle werkzaamheden zelf uit.
Gert Verhoeven heeft elf keer de reis naar het zuiden gemaakt, hij brengt naar schatting 25 piloten naar de Belgische Ardennen.

Gert Verhoeven ontvangt op 6 mei 1946 een erepenning met deze bijbehorende oorkonde als blijk van verdienste voor zijn inzet bij de bevrijding van Nederland.
Op 24 maart 1948 ontvangt Gert Verhoeven een oorkonde voor verleende diensten aan de Franse republiek. Deze is o.a. ondertekend door le général De Gaulle

Vertaling: Dhr. Verhoeven Gerrit maakte deel uit van het leger van soldaten zonder uniform dat deelnam aan de glorieuze gevechten voor de bevrijding. Dankzij de genereuze hulp die hij verleende aan gevangenen, gedeporteerden, ontsnapte Fransen en strijders van de geallieerde legers die in handen van de vijand waren gevallen.

Uit de Elna van 10 nov. 1945

Bronnen
– De Lichte Voorde Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde, Bezetting en verzet Henny Bennink
– Foto en oorkondes: privé collectie fam. Verhoeven

17. Harreveld bevrijd!

De Achterhoek krijgt het de laatste oorlogsdagen flink te verduren. De geallieerde  artillerie bestookt de Duitse troepen onafgebroken en Engelse en Amerikaanse jagers vliegen de hele dag en schieten op alles wat beweegt. Bij Rees, Wesel en Emmerich steken de Canadese troepen de Rijn over. Duitse troepen trekken zich gehaast terug.

Fons Krabben vertelt: Duitse soldaten zochten op hun terugtocht onderdak bij onze boerderij (inkwartiering) omdat die achter het noodhospitaal lag. Én vanwege de bomen die rondom de boerderij stonden, zodat ze niet zichtbaar waren voor de vliegtuigen. Vader was niet blij was met die munitiewagens zo dicht bij huis.

Schematische weergave van de geallieerde opmars naar het noorden. Bron: Marcel Kuster, Traces of war

SS Regimenten nemen alles mee waar ze de hand op kunnen leggen, zelfs paarden worden uit de stal geroofd. ‘Nare kearls’ aldus een Harrevelder. Gelukkig moeten ze vlug door naar het front. Goede Vrijdag 30 maart 1945 is kanongebulder te horen uit de richting van Aalten. De Engelsen bestoken vanuit de Vennebulten de Duitsers die ter hoogte van het Heideroosje aan de Varsseveldseweg liggen. Het hele gezin van Platen Tone zit in de schuilkelder terwijl de granaten overvliegen en inslaan bij de Duitsers. Wonderbaarlijk genoeg blijft de boerderij gespaard. Voordat de Duitsers zich terug trekken richting Lichtenvoorde/ Groenlo, blazen ze de telefooncentrale naast de Mooy (F6b) op.

Thea Nieuwenhuis Waenink vertelt: Een jonge Duitse soldaat kwam in paniek het erf bij Platen Tone (F95a) opgerend en vroeg of hij een brief aan zijn ouders mocht schrijven. Vader Tone adviseerde hem om zich vooral over te geven, ‘de Engelsen komt d’r an’, waarop hij in paniek weggerend is. Later is hij op Harvelle gevonden, dood…

Engelse tank aan de Aaltenseweg in Lichtenvoorde. Bron: Vereniging voor Oudheidkunde Lichtenvoorde
Na de bevrijding van Aalten trekken Engelse troepen verder noordwaarts. Bron: Bevrijdingskinderen

Paaszaterdag, 31 maart 1945
De bevrijders zijn er!  Op Paaszaterdag komen ze Harreveld binnen, een colonne tanks met daarop Engelsen en Canadezen. Ze delen snoep en sigaretten uit en rijden richting Zieuwent. De Kerkstraat staat vol juichende mensen. De Duitsers zijn nergens meer, velen worden krijgsgevangen genomen.

Josefien Driever-Stoltenborg werkzaam in het noodziekenhuis schrijft: ’s Morgens om 9 uur zijn we vrij. De zieken komen uit bed om de bevrijders te zien en te verwelkomen. Patiënten met krukken en gipsbenen staan aan de weg bij het noodhospitaal, sommigen nog met hun pyjama aan. Het einde van de oorlog! Hoe dat voelt, is niet te beschrijven!

Bronnen
www.gld.nl/nieuws

Vitrinekast in de tentoonstelling

18. Bevrijdingsfeesten

Paaszaterdag 31 maart 1945. Eindelijk is het dan zover … Harreveld wordt bevrijd. Dit wordt al meteen uitbundig gevierd.

Annie te Bulte-Severt vertelt:  Met de bevrijding was er groot feest, ik kan me nog goed herinneren dat het verschil heel groot was van de een op de andere dag van oorlog naar groot feest. Dat maakte veel indruk op ons als kinderen.  

In 1945 wordt de bevrijding gevierd op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina. Overal wordt gedanst en worden optochten georganiseerd. Ieder dorp viert zijn eigen bevrijdingsfeest met eenvoudige middelen. In Lichtenvoorde is een gezamenlijke optocht, er trekken allerlei wagens door de straten waarop gebeurtenissen uit de oorlog worden uitgebeeld.

Joop Stoltenborg schrijft : Later in hetzelfde jaar werden er overal bevrijdingsfeesten gehouden. In Harreveld werd een optocht georganiseerd. Ook onze buurt deed mee. Ze hadden zich uitgedost als een terugtrekkend Duits leger. Op een kar met houten wielen was een oude gierpomp gemonteerd dat precies op een kanon leek.

.
.
.
.

Vanaf 1946 viert men de bevrijding op 5 mei, op de dag dat de capitulatie van de Duitsers in werking is getreden.

Overal in het land komen oorlogsmonumenten. Sinds 1956 heeft Nederland een Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam voor de herdenking van alle oorlogsslachtoffers. Het monument staat centraal bij de jaarlijkse Nationale Dodenherdenking op 4 mei.

Nationaal monument in Amsterdam
Vitrinekast in de tentoonstelling

19. Terug naar huis, terug naar de Duffelt

In december 1944 maken de Duitsers met springstof een bres van 100m in de Ooijpolderdijk. Een maand later treedt de dooi in en overstroomt de polder. Op dat moment beginnen Canadese legereenheden aan de bevrijding van de Duffelt (Millingen, Kekerdom en Leuth). Het water zorgt voor vertraging, met extra slachtoffers als gevolg. De Duitse troepen moeten al snel hun positie in de polder opgeven.

Foto uit collectie Wim Megens

De evacués in de Achterhoek willen zo snel mogelijk terug naar huis. Maar dat is niet mogelijk, het water moet eerst zakken. Zodra het enigszins kan gaan jonge mannen op pad. De Rijn oversteken is lastig. Vaak gebeurt de oversteek in oude roeiboten. En dan ligt de dijk ook nog vol mijnen. Het is nog ‘spergebied’ in verband met oorlogstuig dat overal lig

Ik hoor nog de grenswacht roepen: “Stop. Blijf staan’`. Het gebied was
namelijk nog niet vrijgegeven en verboden te betreden. Maar ik hoorde alleen maar
een kreet en dacht alleen maar aan Leuth! Eindelijk fietsen we zes kilometer verder
Leuth binnen. Daar moeten we afstappen omdat het onmogelijk is verder te fietsen
op de weg. Bomen, ammunitie, wapens, puin, kadavers, van alles ligt op de straten.
Op ons huis aangestrompeld.

Bron: ‘Het ziet hier zwart van de witte lakens, Leuthse Evacués vertellen’ door Jan van Eck m.m.v. Hans Giesbertz. Citaat Gerrit van Eck dit bovenstaand boek

Vaak gaan enkele gezinsleden vooruit om ‘thuis’ de boel te inspecteren. Ze treffen alvast de eerste voorbereidingen voor de terugkomst. Geleidelijk komen meer mensen terug. Ze treffen bij terugkeer in mei 1945 een totaal verwoest Leuth aan. Het water heeft tot deurhoogte in de huizen gestaan. Het is triest om te zien hoe kapot alles is. Er liggen nog mijnen, de plekken waar ze liggen zijn herkenbaar aan de met rood-witte linten afgezette vakken en het bordje “mine “. Ook liggen er grote en kleine hulzen.

Het meubilair verdwenen of kapot. Het servies, voor vertrek in de grond gestopt, is gestolen. De weckpotten verdwenen of bevuild. De aardappelen rot. Niet veel is nog bruikbaar, alles vernield. Er moet nog veel opgeruimd worden.Zo goed en zo kwaad als het kan maken de mensen hun huizen weer enigszins bewoonbaar.

Gezinnen vinden tijdelijk onderdak bij familie, buren of bekenden. In de directeurswoning van de voormalige zuivelfabriek De Duffelt in Leuth zijn meerdere gezinnen ondergebracht. In de school komt een noodwoning. Er komen noodschuren van strobalen, zelfs het dak is van stro, met palen en draad vastgebonden.

Foto uit collectie Wim Megens Leuth bij terugkomst

Via de Hulp Actie Rode Kruis (HARK) heeft Lichtenvoorde Leuth geadopteerd en  van de noodzakelijke dingen voorzien zoals huisraad, meubels, dekens, enz. Het gewone leven moet weer zijn gang gaan. Dat is niet altijd eenvoudig na zo’n bewogen periode.

Op zondag 15 september wordt aan het Kerkplein in Leuth een volledig hernieuwd oorlogsmonument onthuld. Op het monument staan 51 namen van Amerikaanse, Britse en Canadese militairen die tussen september 1944 en februari 1945 hun leven gaven voor de bevrijding van de Duffelt. De geschiedenis leeft, getuige ook de plaquette in de kerk uit dankbaarheid voor de ontvangen hulp in de oorlogsjaren.

Foto www.leuthweetunog.nl

Bronnen
www.liberationroute.com
– ‘Het ziet hier zwart van de witte lakens, Leuthse Evacués vertellen’ door Jan van Eck m.m.v. Hans Giesbertz
– Dagboek Wim van Deelen

20. De oorlog als verbindende factor

Wanneer mensen noodgedwongen een tijd met elkaar opgescheept zitten en er  samen het beste van maken, kan daar een diep respect, hechte vriendschap en zelfs liefde uit ontstaan.

Uit alle herinneringen die opgetekend zijn, blijkt dat veel gastgezinnen en hun evacués jarenlang contact houden met elkaar. Na de bevrijding worden over en weer regelmatig bezoekjes afgelegd en velen brengen hun vakantie in Leuth of Millingen door. Er ontstaan ook huwelijken tussen Harrevelders en onderduikers/evacués.

Marianne Reijmers-van Delen uit Millingen is 12 jaar als ze samen met haar familie onderdak vindt bij de familie Stoltenborg (Lodiek F60). Zij vertelt in een interview met de Gelderlander op 18-03-2020: Ik ben na de bevrijding regelmatig met vriendinnen van Millingen naar de Achterhoek gefietst om te logeren. Ik denk elk jaar wel een keer. We hebben het daar altijd goed gehad.

Liesbeth ten Have (Ooimans Tone F18) vertelt: Anneke en Tonnie Megens kwamen na de bevrijding jaarlijks op bezoek. Ze hadden een groente- en fruitzaak en brachten dan fruit voor ons mee. Wat een luxe!

Bij Krabbenborg (Drieks F68a)  aan de Harreveldseweg  is de familie Burgers uit Leuth. Na de bevrijding fietsen Annie en Matje Krabbenborg er in de vakantie vaak naar toe. Met het pondje bij Pannerden over de Rijn, wat een ervaring. En daar aten we voor het eerst kroketten!

In eerste instantie zit Jan Staal uit Driebergen ondergedoken bij Koenders. Daar heeft hij het niet zo naar zijn zin en met hulp van Hendrik Wieggers en Jan Meulenbeek wordt hij ondergebracht bij de familie Ten Have (Dreijer F45). Er wordt veel gekaart bij de familie Meulenbeek en zo maakt hij kennis met dochter Willemien Meulenbeek. Op 08-08-1949 treden zij in het huwelijk.

Op boerderij Wolters (Schuttenboer F66) is Henk Steur uit Eindhoven ondergedoken. Daar raakt hij gecharmeerd van de dochter des huizes en ‘onderduik hulp’  Willemien Wolters. Op 07-10-1947 zijn zij getrouwd. 

Theo Driever uit Wageningen zit ondergedoken bij Stoltenborg (Weggelas F44) en krijgt verkering met Josefien, één van de negen dochters van Stoltenborg. Zij zijn op 29-08-1951 getrouwd.

Mientje Reijmers  uit Millingen is 17 jaar als ze ondergebracht wordt bij Elschot (Papenborg)(F62) aan de Stroetweg. Daar komt Herman Holweg veelvuldig over de vloer en besluit ze de verkering met haar voormalige vriendje uit te maken. Zo ben ik aan ‘mienen’  Herman gekomen. Op 09-01-1954 treedt Mientje met haar Herman in het huwelijk.

Bernard Rouwhorst uit Harreveld zit in het verzet en heeft zich in het noodhospitaal verscholen. Jo Zengerink is verpleegkundige in het noodhospitaal. Als de Duitsers een inval willen doen in het noodhospitaal op zoek naar onderduikers maant Jo ze te vertrekken omdat er tyfus heerst. De zoekactie wordt afgebroken. Zo hebben Jo en Bernard elkaar ontmoet. Op 18-04-1950 stappen zij in het huwelijksbootje.

Bernard de Mooij uit Harreveld zit in zijn eigen dorp ondergedoken bij de Smid (Verhoeven F4). Daar leert hij Annie Leenders kennen. Annie is er als evacuee en komt uit Kekerdom. In 1948 zijn zij in Kekerdom getrouwd.

21. Harrevelders vertellen

We hebben veel verhalen van Harrevelders mogen optekenen en dagboeken gelezen van voormalig geëvacueerden en onderduikers. De grote gemene deler in deze verhalen is de verbazing over de vanzelfsprekende gastvrijheid die de vluchtelingen in de Achterhoek ondervinden. Gastgezinnen openen hun huizen en hun harten voor hen die op de vlucht zijn voor oorlogsgeweld of gedreven door honger deze kant op komen. Evacués en onderduikers worden vaak volledig opgenomen in het gezin en werken mee op de boerderij en in het huishouden.

Severt (Kock F11) in de oorlog

Interview met mw. A. te Bulte – Severt

Annie te Bulte-Severt weet nog dat Loek Stolk vaak bij Severt komt. Hij moet verhuizen in verband met de aanleg van de Atlantikwall. Loek weet veel van de natuur Annie mag met hem mee achter op de fiets naar hun grond in ’t Vaene. Daar hoort zij voor het eerst wat een ‘stekkelvarken’ is.                                      
Naast het huis van Bernard de Mooij aan de Kerkstraat stond een telefooncentrale. Annie kan zich nog herinneren dat deze, op goede vrijdag, net voor de bevrijding  is opgeblazen. Of dit sabotage was weet ze niet.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. A. te Bulte – Severt

Stoltenborg 1 (Weggelas F44) in de oorlog

Tante Fiene (Stoltenborg) zus van moeder werkte op het internaat in het noodhospitaal als verpleegster, en bracht ’s avonds kapelaan Andringa mee, als ze ’s avonds met zijn allen om de kachel zaten en alle ringen van de kachel waren gehaald voor nog een beetje licht pakte de kapelaan zijn knijpkat voor nog meer licht.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

dhr. A. Kampshof

Banning (F93) in de oorlog

Interview met Paul van der Kemp

Paul van der Kemp mailde in d Onze ouders zijn indertijd geweldig opgevangen in Harreveld. Daar ben ik blij om. Ik hoorde grappige, droevige en ook spannende verhalen over hun opvang aldaar.
Vooral dankbaarheid!

Klik voor het hele interview klik op onderstaande regel.

Paul van der Kemp

Schutten (Hinassen F65) in de oorlog

Interview met dhr. B. Schutten

Na de oorlog werd het land weer opgebouwd m.b.v. ‘Marshallhulp’. Bureauhouder dhr Hogenkamp verzorgde de vee telling en afhankelijk van de aantallen kreeg je navenant financiële hulp. Bij Schutten (Hinassen) werd daarmee een nieuwe alepompe en een alebusse gekocht.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

dhr. B. Schutten

Penterman (Tol F36) in de oorlog

Interview met Karin Merkenhof

Karin vertelt dat haar opa de kinderen op de fiets naar Harreveld bracht. Dat zal een voor een zijn gebeurd, omdat de fietsen destijds niet zo deftig waren. Er gaan verhalen, dat de stalen wielen omwikkeld waren met stukken rubber. Opvallend detail: de fiets van opa had maar een half stuur, omdat anders de fiets afgepakt zou worden door de Duitsers.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

Karin Merkenhof

Papen (Knippers F75) in de oorlog

Interview met mw. P. Sessink – Papen

Bij Papen (Knippers) zijn Antoon Gerritsen en zijn vier kinderen ondergebracht: Gert, Engelbert, Dora en Grada. Antoons echtgenote is op de dag van evacuatie eerst nog begraven. De dag ervoor werd ze door een granaatschijf op de deel getroffen en overleed ter plekke (15-10-1944). 

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. P. Jessink – Papen

Karnebeek (F14) in de oorlog

Interview met dhr. G. Karnebeek

Als op 21 oktober 1944 in Heijen (Noord Limburg) een granaatscherf een einde maakt aan het leven van hun 29 jarige zoon Petrus, vlucht de familie Verhasselt-Kerkhof naar de Achterhoek. De ouders vinden in Harreveld onderdak bij Karnebeek (F14) en hun beide dochters bij café Hogenkamp (F19). Hun oudste zoon is thuis op de boerderij in Heijen gebleven.
Zij verwonderen zich over de vanzelfsprekende gastvrijheid en zij betwijfelen of dat andersom in hun omgeving, Noord Limburg, ook zo zou zijn.
Ze hebben het er zeer goed maar desondanks overlijdt vader Verhasselt op 16 december 1944 in Harreveld, 69 jaar oud. Oorzaak: hartzeer…

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

dhr. G. Karnebeek

Wolters (Schuttenboer F66) in de oorlog

Interview met dhr. B. Wolters en mw. H. Foole – Steur

Op dit adres waren ook de onderduikers Henk Steur en Simon Kay, zij kwamen als helpers mee met de evacuatie van patiënten en bejaarden vanuit Gennep naar het Noodhospitaal in Harreveld.
Ook Lenie en Willy van Veen waren hier, z.g.n. ‘hongerkinderen’

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

dhr. B. Wolters en mw. H. Foole – Steur

Krabben (Ooiman F17) in de oorlog

Interview met dhr. J. Krabben

Het echtpaar Herman en Grada Schoonhoven met dochter Joke waren bij ons wegens het bombardement op Utrecht. Zij hadden in Utrecht een café. En Manus Schoonhoven was er ook bij, hij was vrijgezel.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

dhr. J. Krabben

Ten Have (Ooimans Tone F18) in de oorlog

Interview met mw. L. ten Have

Bij onze buren café Hogenkamp, zijn twee kinderen geëvacueerd, Martin en Trudy 13 en 14 jaar oud. Liesbeth herinnert zich dat ze heel luxe gekleed waren.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. L. ten Have

Waenink (Platen Tone F95a) in de oorlog

Interview met mw. T. Nieuwenhuis – Waenink

De laatste week van de oorlog hadden de Duitsers een tank verstopt in de boeskenmiete. In de laatste dagen van de oorlog rukten de Engelsen op. Zij bestookten vanuit de Vennebulten de Duitsers die ter hoogte van het Heideroosje aan de Varsseveldseweg lagen. Het hele gezin van Platen Tone zat in de schuilkelder terwijl de granaten over hun huis vlogen en insloegen bij de Duitsers. Wonderbaarlijk genoeg is hun boerderij gespaard gebleven.
Een jonge Duitse soldaat kwam in paniek het erf bij Platen Tone opgerend en vroeg of hij een brief aan zijn ouders mocht schrijven. Vader Tone adviseerde hem om zich vooral over te geven, ‘de Engelsen komt d’r an’, waarop hij in paniek weggerend is. Later is hij op Harvelle gevonden, dood…

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. T. Nieuwenhuis – Waenink

Stoltenborg (Weggelas 2, F44) in de oorlog

Interview met mw. R. Roestenburg

Ria Roestenburg uit Utrecht komt in de zomer van 1944 in Harreveld bij Stoltenborg (Weggelas F44) om aan te sterken. Ze heeft het goed naar haar zin en leert zelfs op klompen lopen. Als ze in mei 1945 terug keert naar Utrecht kan men haar niet meer verstaan, ze heeft te veel Achterhoeks dialect geleerd.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. R. Roestenburg

De Mooy (F6b) in de oorlog

Interview met dhr. J. de Mooy

Bernard was in de meidagen Bren-schutter op de Grebbeberg.               
Na de meidagen moest het Nederlandse leger zich melden voor Duitsland. Hij is toen ondergedoken bij de Smid (Verhoeven F 4). Daar leerde hij Annie Leenders (zijn latere echtgenote) kennen. Annie kwam als evacuee uit Kekerdom.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

dhr. J. de Mooy

Domhof (Tuutensnieder F55) in de oorlog

Interview met mw. D. Blaauw – Domhof

In huis woonde ook ome Jan Domhof. Op een dag ontdekte Dinie dat ome Jan naar de radio luisterde, dit mocht zij eigenlijk niet weten omdat het luisteren naar een geheime zender verboden was. Ze kreeg van hem een draai om de oren en snapte niet waar ze dat aan verdiend had. Opeens was hij er niet meer. Tegen de kinderen werd gezegd: ‘Ome Jan is in Zoutelande’ Toch wel raar, want zus Annie hoorde hem ’s avonds als ze in bed lag praten. Dus waarschijnlijk zat hij ergens ondergedoken.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. D. Blaauw – Domhof

Elschot (Papenborg F62) in de oorlog

Interview met mw. Reijmers – Holweg

We zijn van oktober 1944 tot de bevrijding mei 1945 in de Achterhoek geweest. De Engelsen met hun vrachtwagens en tanks kwamen door Zieuwent en deelden sigaretten, snoep en zeep uit. Wat waren we blij en opgelucht, iedereen kon weer naar huis toe. Ik ben nog een poos bij Elschot gebleven. Marietje was zwanger ‘liep op het laatste’ en vroeg of ik nog een poosje wilde blijven om haar te helpen omdat zij ‘in het kinderbed zat.’ Daarna ben ik weer naar Millingen gegaan.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. Reijmers – Holweg

Klein Gebbinck (Hammen F52) in de oorlog

Interview met mw. F. Hogenkamp

Bij Hammen kwam Bob Oostveen met zijn vader op de fiets (met massieve banden) vanuit Zeist. Bob is bij de familie gebleven. Hij werd in de familie steevast Huub genoemd, want hun hond heette Bobbie en dat vond vader veel te verwarrend.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel. 

mw. F. Hogenkamp

Hogenkamp (Mensink F30) in de oorlog

Interview met mw. W. Hummelink – Hogenkamp

“De dochters Hellemons gingen zonnebaden. Met blote benen gingen ze in de zon zitten. Ze wilden graag bruin worden. Dat was nog onbekend in Harreveld. Wilhelmien zelf had nog gebreide kousen aan. “Toch waren wij nog bruiner door al het werken in de zon.”

Voor het hele interview klik op onderstaande regel.

mw. W. Hummelink – Hogenkamp

Krabben (Reinas F12) in de oorlog

Interview met dhr. F. Krabben

Ik herinner mij dat bij de buren de familie Karnebeek evacués waren ondergebracht. Een droevige bijkomstigheid was dat wij op een morgen bericht kregen dat een van de evacués een man was overleden. Mijn vader, die nogal vroom was, vertelde dat, en zei daarbij dat die goede man zeker naar de hemel zou gaan en werd voor hem een onze vader gebeden. Als vijfjarige wist ik al wel dat de hemel ergens in de lucht was, ik dacht dat wil ik meemaken. Ik ging bij mij thuis voor de muur zitten net naast de voordeur, zodat ik naar het huis van Karnebeek kon kijken, ik durfde niet rechts of links te kijken bang het mij mis zou gaan dat ik hem niet door de lucht zou zien vliegen richting de hemel.

Voor het hele verhaal klik op onderstaande regel.

dhr. F. Krabben

Wieggers (Groot Wieggas (F115) in de oorlog

Interview met mw. G. Wieggers

Moeder van Eck en de kleinere jongens bleven bij ons en op eerste kerstdag 1944 werd in het noodhospitaal, het ‘gesticht’, het twaalfde kindje geboren, Marga. Nieuw leven en vreugde in een barre tijd! We waren allemaal blij met dit dubbele kerstfeest.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. G. Wieggers

Domhof (Joost F68) in de oorlog

Interview met dhr. B. Domhof en dhr. G. Domhof

Vader Domhof zat als gijzelaar gevangen in de Turmac fabriek in Zevenaar. Dit om vrijwilligers te dwingen zich te melden voor de Arbeitseinsatz. Jan en Bennie hebben zich gemeld, waarop vader weer thuis kwam.
Bennie moest graven in Spork bij Bocholt  in Duitsland. Elke ochtend rond 7 uur fietsen naar Duitsland, vaak in groepen. Brood mee, want het eten daar was slecht. Bij de grens moest men in rijen strikt de instructies opvolgen; vooral bij ene Schumacher. Dus toen ‘Boers’ uit Zieuwent, tegen de regels in op de fiets bleef zitten, kreeg hij een enorme vuistslag recht in zijn gezicht. Hij viel ter plekke neer.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

dhr. B. Domhof en dhr. G. Domhof

Wolters (Lindeboom F98) in de oorlog

Interview met mw. A. ten Have – Wolters

Fien Leppers was samen met haar oudere zus Nelly met de trein onderweg vanuit Swalmen (bij Roermond) richting Wesel. De trein komt onder vuur te liggen. Nelly is over Fien heen gedoken om haar zusje te beschermen. Zij is daarbij zwaargewond geraakt door rondvliegende scherven. Ook Fien heeft lichte verwondingen. Beide komen vervolgens met het ziekenvervoer in het Noodhospitaal in Harreveld terecht. Fien mag daar niet blijven en komt door bemiddeling van de pastoor bij de fam. Wolters. De genezing van haar zus verloopt moeizaam, mede door gebrek aan medicatie. Zij houdt last van de verwondingen.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. A. ten Have – Wolters

Eitinck (F93) in de oorlog

Interview met mw. W. Wolters – Niewhoff

Zo ging de tijd voorbij. Broeder Timotheus van het Internaat was blij dat Cor in Harreveld zat en schreef daarom zijn zus Cato in Blokker een brief met de mededeling dat hun broer Cor veilig was en ondergedoken zat bij de Familie Eitinck in Harreveld. Het adres had hij ook vermeld.
Had hij dat maar nooit gedaan want een paar dagen later werd er een inval gepleegd bij Cato waar de Duitsers de bewuste brief op het dressoir zagen liggen. Toen was het een koud kunstje om Cor van Zelm in Harreveld op te pakken.

Klik voor het hele verhaal op onderstaande regel.

mw. W. Wolters – Niewhoff

Tankink (Meujen F56) in de oorlog

Interview met mw. A. Roelofsen – Tankink

Aan het eind van de oorlog was er een razzia, de Duitsers gingen van huis tot huis.Vader zei dat de jongens zich in de ‘dorsmölle’ moesten verstoppen. Annie riep in paniek: “Dat mag niet, straks zetten ze de dorsmolen aan”. De jongens zijn niet gevonden en pas later begreep ze dat je een dorsmolen niet zomaar aan kunt zetten.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

mw. A. Roelofsen – Tankink

Krabbenborg (Drieks F68a) in de oorlog

Interview met Matje Wieggers – Krabbenborg en Annie te Plate – Krabbenborg

Bij Krabbenborg Drieks is de familie Burgers uit Leuth ondergebracht, een ‘opoe’ met 3 kinderen. Annie en Matje Krabbenborg vertellen hierover:Vader Krabbenborg verbouwde tabak en opoe hielp vooral met het snijden hiervan. Dan streek zij de bladeren eerst glad op haar knie waarna het keurig gesneden werd.

Klik voor het hele interview op onderstaande regel.

Matje Wieggers – Krabbenborg en Annie te Plate – Krabbenborg

22. Dagboeken in de oorlog

Door de jaren heen hebben mensen dagboeken bijgehouden. Het meest bekende dagboek is ‘Het Achterhuis’ van Anne Frank. Het is het verhaal van een jong Joods meisje dat door onderduiken aan de Holocaust probeert te ontkomen. Haar dagboek is inmiddels uitgegroeid tot een van de meest vertaalde boeken ter wereld.

Tijdens de oorlog zijn er ook plaatselijk dagboeken en verslagen bijgehouden. Vaak alleen bekend in eigen kring of ergens opgeslagen in een archief. Bij het opstellen van deze expositie hebben wij veelvuldig gebruik kunnen maken van deze persoonlijke ‘kleine’ geschiedenissen.

Dagboek Henk Steur

Hierin beschrijft Henk o.a. de evacuatie van het sanatorium uit Gennep naar het noodhospitaal in Harreveld en zijn onderduiktijd in Harreveld bij de familie Wolters (Schutten F 66)

Fragment uit het dagboek van Henk Steur:  Daags voor Kerstmis 1944 was het zover, een goederentrein met het rode kruis teken stond klaar voor patiënten, bejaarden en personeel en wie er nog maar mee wilde. De zieken moesten naar de trein gereden of gedragen worden. De bestemming was Harreveld. Onderweg stonden we uren stil wegens luchtalarm, maar tegen de morgen komen we aan in Winterswijk. Daar stonden paarden en wagens klaar en heel veel ijverige helpende handen en tegen de middag bereikten we Harreveld.

Wilt u het hele dagboek fragment van Henk Steur lezen, klik dan op de onderstaande link.

.

Dagboek Wim van Deelen

Verslag van oorlog, september 1944 t/m mei 1945. Belevenissen van het gezin H. van Deelen, Millingen aan de Rijn.        

Wim beschrijft de periode voor en tijdens de evacuatie, zijn verblijf bij de familie Stoltenborg (Lodiek F 60) en de terugkeer na de bevrijding.

Fragment uit het dagboek van Wim van Deelen: Aan het water is het een troosteloze boel. Er staan rijen wachtenden. Na even wachten worden wij met een roeiboot overgezet door vrijwilligers die dit vaker gedaan hebben. Het valt niet mee om alles achter te laten. Aan de overkant, bij de steenoven, staan veel mensen die vertellen dat er net een kind geboren is. De vrouw was op een kruiwagen hierheen gebracht.

Wilt u het hele verhaal van Wim van Deelen lezen, klik dan op de onderstaande link.

Dagboek Jan Staal

Jan beschrijft zijn onderduiktijd in Harreveld, hoe hij het dorp en zijn gebruiken ervaren heeft.

Het valt hem op hoe diepgelovig de mensen zijn, maar bovenal hoe gastvrij. Jan is als onderduiker bij de familie ten Have (Dreier F 45)

Fragment uit het dagboek van Jan Staal: Ik kwam op zekere dag, 8 à 9 jaar na de oorlog tegen het middageten bij mijn pleegouders uit de oorlog even binnen wippen. Ik zou en moest mee-eten, ondanks dat ik mijn bezoek niet had aangekondigd. Op mijn vraag, waar ik aan tafel plaats mocht nemen, kreeg ik van mijn pleegmoeder als antwoord: ‘Op oe eigen plaatse’

Wilt u het hele verhaal van Jan Staal lezen, klik dan op de onderstaande link.

Dagboek mevr. A.M. Wolters-Stoltenborg;

.

Joseph Rodeka; Het verhaal van een gewone onderduiker                                        

In zijn ‘relaas van een onderduiker zoals er duizenden met mij waren in ons kleine landje aan de zee’ vertelt de Amsterdamse Joseph (Job) over zijn onderduiktijd in Harreveld eerst bij de familie Kock en later bij de familie Kolkman (Bartels F107). Hij beschrijft het boerenleven, zijn kwajongensstreken en luchtgevechtshandelingen soms vlak boven het huis ‘an de grinte’

Fragment uit het relaas van Joseph: De Bartels-lui hadden alles voor mij over. Ik herinner mij nu dat ze mij het eten achterna brachten als ik een paar dagen moest verdwijnen wegens razzia of iets anders, soms midden in de nacht. Alles werd gedaan om mij te doen voelen dat ik thuis was. Zolang ik leef zal ik hen dankbaar blijven voor de goede zorg, maar bovenal voor het gevaar dat ze voor mij trotseerden. Dit geldt natuurlijk ook voor de familie Kock. 

Het hele verhaal van Joseph Rodeka volg binnenkort.

Oorlogsherinneringen van Joop Stoltenborg (Lodiek);

Fragment uit zijn oorlogsherinneringen; Oom Jan Wellink werd onder schot genomen toen hij heel vroeg in het donker een toom biggen naar Lichtenvoorde bracht. Op de terugweg naar huis begon het al licht te worden en kwamen de jagers  in actie. Hij wist zich te redden door onder de brug van de beek te schuilen.

Wilt u het hele verhaal van Joop Stoltenborg lezen, klik dan op de onderstaande link.

23. Politionele acties in Nederlans-Indië

Het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 betekent ook het einde van Japanse bezetting in Indonesië. Op 17 augustus 1945 roepen de Indonesische nationalistische leiders Soekarno en Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. Nederland erkent deze onafhankelijkheid niet en probeert de macht weer op te eisen. Revolutionaire Indonesische jongeren willen dat voorkomen en er volgt een bloedige strijd. Deze zgn. Bersiap periode kost het leven aan duizenden mensen.

Om het koloniale gezag te herstellen werft de Nederlandse regering oorlogsvrijwilligers en trommelt zij dienstplichtigen op die naar Indonesië uitgezonden worden. Uit Lichtenvoorde en directe omgeving zijn dat er 120 waaronder 10 Harreveldse jonge mannen. Voor al deze Indiëgangers is het woord ‘bevrijding’ niet lang van toepassing, zij gaan een nieuwe oorlog tegemoet.

Nederlandse soldaten vertrekken naar Indië

Op 21 juli 1947 start de eerste ‘politionele’ actie. De strijd gaat van beide kanten gepaard met extreem veel geweld. Vanuit de Nederlandse bevolking en de VN is er veel kritiek op deze actie en onder druk van de VN komt er op 5 augustus 1947 een wapenstilstand. Nieuwe onderhandelingen leveren echter niets op en de strijd gaat verder. Op 19 december 1948 begint Nederland de tweede ‘politionele’ actie. Op 27 december 1949 komt er, wederom onder druk van de VN, een einde aan de 4 jaar durende dodelijke strijd. Het kost zeker 5.000 Nederlandse militairen en 100.000 Indonesiërs het leven.

Bron foto: H. Wilmar. Verzets-Resistance-museum.

‘Politionele acties’ is een verhullend woord voor de grootschalige militaire operaties van het Nederlandse leger in Indonesië tussen 1945-1949, die erop gericht waren om Indonesische Onafhankelijkheid te voorkomen.

Aloys Tankink, geboren 31-12 1925 als tweede zoon van Albert Tankink (Tank Albert) en Wilhelmina Kolkman, behoort tot één van de eerste lichtingen die na de bezetting opgeroepen wordt om in het leger dienst te nemen. Op 21 maart 1946 vindt zijn medische keuring plaats en wordt hij geschikt bevonden voor het leger. Hij wordt ingelijfd bij het 7e Regiment Infanterie als gewoon dienstplichtige van de lichting 1945.

Gezinsfoto familie Tankink, genomen voor het vertrek van Aloys

Op 15 oktober 1946 vertrekt hij met de Kota Baroe vanuit Rotterdam op weg naar Indië. Op  29 oktober passeert het schip de Keerkring om op 22-11-1946 aan te komen in Semarang op Java. Daar wordt hij ingedeeld bij de 7 December divisie en gestationeerd in het gebied rondom de stad Semarang op Java.

Tijdens een tocht met de jeep nabij de grenslijn wordt hij geraakt door vijandelijk vuur. Medische hulp mag niet meer baten, Aloys overlijdt op 20 januari 1947 in het militair Juliana hospitaal te Semarang. Nog maar 21 jaar oud…

Hij ligt begraven op het Nederlandse ereveld Candi in Semarang.

.
.

Personeelskaart van ‘gewoon dienstplichtige’ Aloys Tankink uit Harreveld. Nog maar nauwelijks in Nederlands-Indië overlijdt hij op 20-01-1947 door vijandelijk vuur, een half jaar voor de eerste politionele actie.

Aloys Tankink

Deze 9 Harreveldse jongemannen worden ook opgeroepen :

Bernard Toebes 1915-1980

Gelegerd op Sumatra.

Theo Verhoeven 1926-1997

Gelegerd op Sumatra, eerst bij Medan, later Padang.

Bennie Domhof 1928

Gelegerd op Midden-Java in de buurt van Semarang.

Albert Huethorst 1925-1991

Gelegerd op West-Java bij Batavia en Bandoeng.

Bertus Verhoeven 1920-2008

Doet dienst bij de luchtmacht op vele standplaatsen.

Jan Krabben 1926-1976

Gelegerd op West-Java in buurt van Batavia.

Joop Krabbenborg 1928-1992

Gelegerd op Oost-Java in de buurt van Soerabaja.

Toon Tankink 1927-2020

Gelegerd op Midden-Java in de buurt van Semarang.

Aloys Hogenkamp 1927-2018

Gelegerd op Oost-Java in de buurt van Soerabaja.

Bronnen
– Familie Tankink
– Bezetting en verzet door Henny Bennink
– OKV Harvelt presentatie ‘Onze jongens in Indië’ door Henry Tankink
– Oologsbronnen.nl
– NPO kennis
– VOL Lichtenvoorde

Vitrinekast in de tentoonstelling

Geschiedenis van het onderwijs in Harreveld

Tot begin 19e eeuw wordt er eigenlijk vooral door paters en pastoors onderwijs gegeven aan de hereboeren. Overigens alleen in de wintermaanden. In de zomer is men te druk op het land!

Rond 1800 wordt er door Reinder Kronenborg onderwijs gegeven in Harreveld in een klein schooltje nabij de boerderij van de familie Ten Have-Steegers aan de beek. Reinder was opgeleid door paters en gaf alleen in de wintermaanden onderricht in lezen, schrijven en cijferen. Behalve onderwijzer was Reinder ook landbouwer, slachter en timmerman.

In de tweede helft van de negentiende eeuw wordt in Zieuwent een openbare lagere school gebouwd. Veel Harreveldse kinderen gaan daar naar school. In 1888 zijn dat er ruim 60, aanleiding voor enkele Harreveldse ingezetenen om bij de gemeente een verzoek in te dienen om in Harreveld zelf een openbare lagere school te mogen starten. Dit verzoek wordt in eerste instantie afgewezen, o.a. omdat het dorp niet eens een eigen pastoor heeft! Een jaar later echter wordt door de raad toch besloten in het dorp een openbare lagere school met onderwijswoning te gaan bouwen.

In 1889 begint de bouw van de openbare lagere school met onderwijswoning aan de Rector Hulshofstraat 4. Op 30 januari 1890 wordt de school geopend, in het begin met één leerkracht (de heer G. van de Berk), later dat jaar als tweemansschool. In 1913 telt de school 99 leerlingen. In mei 1914 wordt een derde leerkracht aangesteld.

Op de voorgrond vlnr Fried Nijs, Wim Nijs, Marie Nijs. Personen op de achtergrond zijn onbekend.
1921
Vlnr bovenste rij  Aloys Wieggers (Toebesboer), Jan Meulenbeek, Bernard Stoltenborg (Lodiek)
2e rij  Tone Meekes (Aagteman), Frans Reinders (Stoetpater), Bernard Wopereis (Kronenborg), Herman Wolterink (Molders), Jan Kolkman (Bartels), Jan Domhof (Tuutensnieder), Jan Sprenkelder (Teune)
3e rij  Meester Stottelaar, meester Nijs, Johan Kampshof (Kempkens), Herman Meulenbeek, … Eitink (Hent), Antoon Kampshof (Kempkens)
4e rij  Drieka Wieggers (Wilhelmus), Leida Schutten, Marie ten Have (Reinder), Anna te Veele (Koolman), Riek Diks, Toos Diks, Mina Wopereis (Dreier), Drieka Wolters (Mullas), Tone Meulenbeek, Tone Wieggers, Wilhelm Stoltenborg (Lodiek)
5e rij  Marie Meekes (Aagteman), Dien Tankink (Achterbos), Herman Doppen (Scheerbaas), Jan Doppen (Scheerbaas), Herman Kock (Hent), Herman Kampshof (Kempkens), Gert Kampshof (Kempkens), Bernard Kampshof (Kempkens), Leis ten Have (Reinder), Tone Stoltenborg (Lodiek)
Onderste rij  Anna Wolters (Mullas), Anna Wieggers, Tonia Elshof (Gotten), Anna Doppen (Scheerbaas), Lina Kock (Hent)

In 1920 wordt het verzoek om twee lokalen te mogen bijbouwen door het ministerie in Den Haag afgewezen. Daarop stelt het kerkbestuur in 1921 grond beschikbaar naast de kerk voor de bouw van een nieuwe school.

In augustus 1922 wordt het nieuwe gebouw met 4 lokalen aan de Kerkstraat betrokken. Naast de school staat de onderwijzerswoning, waar het hoofd van de school de heer Nijs, zijn intrek neemt. Het is dan nog steeds een openbare lagere school.

Mei 1923
 Staand voor het huis  Anneke Alferink
Op de straat vlnr  opoe Alferink, Christien Alferink, Marie Nijs, Hein Alferink, neef Huub uit Gendt met een vriendje.
Rechts van de straat  opa Hubertus Nijs

Als in 1930 het RK Kerkbestuur aan de gemeenteraad kenbaar maakt dat zij voornemens is een RK school te stichten, wordt overeengekomen de bestaande openbare school daartoe beschikbaar te stellen. Op 1 september 1930 wordt het personeel van de opgeheven openbare lagere school ontslagen en direct door het RK Kerkbestuur herbenoemd aan de katholieke school welke de naam Canisiusschool gaat dragen.

Onderwijsteam 1932 links achter meester Nijs, rechts achter meester Kamphuis. Links voor juf Jacobs, rechts voor juf Huinink.

Klas 4 en 5 1936 – 1937
Trees Wolters (Neums), Annie Domhof (Joost), Dinie de Mooy, Marietje Wopereis (Boers), Thea Wolters, Fiene Mensink (Niklaos), Trui Bongers, Willemien Goossens, Lien Mensink, Dora Immink, Marie Hummelink, Marie Hummelink (Sassen), Marie ten Have (Dreier), Meester Kamphuis, Bernard Tankink (Meuen), Joop Meulenbeek, Jan Krabben (Zwarte Jan), Aloys Hogenkamp, Willem Waenink,  Anton klein Hemmink, Anton Tankink (Meuen), Joop Kolkman (Boer), Willem Krabben (Reinas), Fried Ebbers, Anton te Molder, Theo Wolters (Lindeboom), Willem Wolters (Schutten), Bernard ten Have (Moezebulte), Jan Kampshof (Heide), Joop Kampshof (Heide), Gert Waenink (Platen), Hans Thielen, Albert Heuthorst, Anton Elschot (Papenborg)

Klas 4 en 5 1936 – 1937
Klas 4 en 5 1936 – 1937
1939
1939

In 1946 telt de school 190 leerlingen. Er zijn dan 5 leerkrachten verbonden aan de school.

Onderwijsteam 1946. Links achter meester Kamphuis, rechts achter meester Diesveldt, links voor juf de Ponti, meester Nijs, juf Jacobs.
Onderwijsteam 1954 Vlnr juf Mulder, juf Manschot, meester Diesveldt, meester Kamphuis, meester Sprenkelder

Harreveld groeide en het gebouw was wederom te klein. Op 1 september 1955 startte de school voor het eerst met zes leerkrachten. Vijf groepen kregen les binnen het bestaande gebouw. Eén groep kreeg les in een houten noodlokaal op het schoolplein.

Het eerste kleuteronderwijs in Harreveld werd gegeven vanaf januari 1958 en vond plaats in een met zachtboard afgezet deel van zaal Wieggers aan de Kerkstraat. Het onderwijs werd hier gegeven door Tiny Nijs. (Er zijn dan al plannen voor het bouwen van een kleuterschool aan de Looweg)

Kleuteronderwijs bij zaal Wieggers (Toebesboer) met juf Tiny Nijs

Was de zaal van Toebesboer nodig voor een bruiloft, koffietafel, toneeluitvoering of carnaval dan moest het kleuterschooltje even wijken. De meubels werden dan opgeslagen in het naastgelegen kippenhok en de kleuters bleven een dagje thuis.

Kleuteronderwijs bij zaal Wieggers (Toebesboer)

In de winter van 1961-1962 brak een fikse brand uit bij Toebesboer. Als gevolg hiervan werd het kleuteronderwijs verplaatst naar de Looweg. Omdat de bouw van de kleuterschool vertraging op heeft gelopen worden de kleuters tijdelijk gehuisvest in een houten barak ‘de Bijenkorf’ op het terrein aan de Looweg. Deze barak is vrijgekomen bij de Canisiusschool en verplaatst naar de Looweg.

De Bijenkorf aan de Looweg.

In februari 1965 wordt kleuterschool ‘de Paddenstoel’ geopend. De barak blijft wel gewoon in gebruik, als extra kleuterlokaal.Het nieuwe gebouw bestaat uit 1 lokaal en behoeft al snel uitbreiding.In 1973 wordt een tweede lokaal in gebruik genomen.

Kleuterschool de Paddestoel, Looweg.
Interieur de Paddestoel.

In 1985 werd de Wet op het basisonderwijs ingevoerd. Kleuterschool en lagere school worden samengevoegd tot een nieuwe onderwijsvorm voor kinderen van vier tot twaalf jaar, de basisschool.

De kleuterklassen en de klassen 1 t/m 6 verdwenen. Daarvoor in de plaats kwamen een onderbouw en een bovenbouw, verdeeld over de groepen 1 t/m 8. Kinderen zijn voortaan vanaf 5 jaar leerplichtig. Alle kinderen dienen ook op één locatie te worden ondergebracht. Na een verbouwing werden de kleuters op 30 juni 1986 met versierde karren, wagentjes en kruiwagens van de Looweg naar de Kerkstraat gebracht.

Verbouwing in 1986
.

3 April 1996 verhuisden de leerlingen van de onderbouw naar dorpshuis ’t Kempken vanwege een grote verbouwing. Daar werd tijdelijk les gegeven in drie zalen die waren omgebouwd tot leslokaal. In februari 1997 was de gigantische klus geklaard door een leger van enthousiaste vrijwilligers. Het team en leerlingen konden aan de slag in een prachtig nieuw gebouw met 6 leslokalen, een computerlokaal, een handenarbeidlokaal, een speelzaal, een overdekte zandbak, een prachtige aula en diverse kleine kamertjes en bergingen.

De computers hadden ook in het basisonderwijs hun intrede gedaan. De ontwikkelingen op het gebied van ICT gingen snel en enkele jaren later werden de krijtjesborden vervangen door digiborden.

Omdat het aantal leerlingen de laatste 10 jaar terugliep kwamen er enkele lokalen vrij. Inmiddels wordt een kleuterlokaal gebruikt door peuterspeelzaal ’t Kelderke. In een van de lokalen op de eerste verdieping is de “Bieb Op School” gevestigd. En op dinsdag wordt daar les gegeven in de “Paraatklas”, waar hoogbegaafde leerlingen van verschillende Paraat scholen  “passend onderwijs” krijgen.

Momenteel zitten er zo’n 75 leerlingen op de Canisiusschool, verdeeld over vier groepen. Daarnaast is er ook een leerkracht voor extra ondersteuning. 

Ook op bestuurlijk gebied is er veel veranderd. Tot 1997 had de school een eigen schoolbestuur. In dat jaar is de Canisiusschool gefuseerd met de katholieke scholen in Lichtenvoorde en de kerkdorpen van Lichtenvoorde. Vanaf 1 augustus 2021 zijn Reflexis Openbaar Basisonderwijs en Stichting LIMA gefuseerd tot Stichting Samenwerkingsbestuur Paraat scholen.

Op 9 oktober 2022 werd het 100 jaar bestaan van de Canisiusschool gevierd.

Opgemaakt oktober 2022 n.a.v 100 jaar Canisiusschool

Bron: Boek: Een nostalgische GEVEL en het verhaal erachter. Aangevuld met tekst van dhr. Jacques Jansen

Oude rekeningen voor de school

.
.

Onze Jongens in Indië

Door: Henry Tankink

De presentatie begon met een bijzondere uitvoering van ‘Indonesia Raya’, het Indonesische volkslied.

Het refrein van het Indonesische volkslied:

Indonesia Raya
Merdeka, Merdeka
Tanahku, negriku yang kucinta
Indonesia Raya
Merdeka, Merdeka
Hiduplah Indonesia Raya

Vertaald:

Groot Indonesië
vrij, onafhankelijk
Mijn thuis, mijn land dat ik liefheb
Groot Indonesië
vrij, onafhankelijk
Leve Groot Indonesië

Het lied wordt gezongen door een kind. En zo keek de Nederlandse regering destijds ook aan tegen de inheemse bevolking van Nederlands-Indië. Die werd gezien als onvolwassen en (nog) niet in staat om zichzelf succesvol te besturen. Voorlopig zou de helpende hand van Nederland nog hard nodig zijn en was onafhankelijkheid voor Indië dus ondenkbaar.

Het filmpje laat mooi zien hoe de Indonesische bevolking eensgezind het vrijheidsideaal omarmt. En dat was ook al het geval in de periode kort na 1945. Nederland wilde het niet zien, maar de jongemannen die naar Indië werden gestuurd merkten het gauw genoeg.

De presentatie was aangekondigd in de ELNA van woensdag 27 februari 2019.

Dit zijn de foto’s waarover in het ELNA artikel wordt gesproken.

Na de introductie werd een overzicht gegeven van de geschiedenis van Nederlands-Indië vanaf 1596. Daarbij is gebruik gemaakt van veel afbeeldingen, audio- en videomateriaal. Hierna volgt een overzicht van een groot deel daarvan, met telkens enige toelichting.

De specerijenhandel en de bloeitijd van de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) kwam pas na 1596 op gang. Hoewel af en toe bloedig geweld gebruikt werd was van het bezetten van héél Indië nog geen sprake. Dat was voor de handel niet nodig.

Hierin kwam verandering in de negentiende eeuw, toen de VOC niet meer bestond en de Nederlandse regering Indië meer en meer als een kolonie ging behandelen. Steeds meer Nederlanders vestigden zich in Indië en stichtten daar plantages en andere bedrijven, die dienstbaar waren aan de economische ontwikkeling van het moederland.

Onderstaand kaartje geeft daarvan een goed beeld.

Hoe de Nederlanders heel Indië bezet hebben is goed te zien in een aangrijpende scene (niet geschikt voor jeugdige kijkers) in de film Max Havelaar uit 1976. De hele film is de moeite waard, maar de bedoelde passage (die ook in de presentatie werd gebruikt) duurt ongeveer van 2:28:40 tot 2:32:00.      

Het veroveren werd gedaan door het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger), dat voor zo’n 20% uit Europeanen bestond en voor de rest uit inheemse soldaten. Hun optreden is vergelijkbaar met (bijvoorbeeld) hoe het Amerikaanse leger in dezelfde eeuw het ‘Wilde Westen’ in bezit nam, ten koste van de inheemse bevolking (de ‘Indianen’). Zoiets werd in die tijd als gerechtvaardigd en min of meer normaal beschouwd.

Rond 1930 werden zo’n 50 miljoen inheemsen, met behulp van 37.000 man KNIL, overheerst door 60.000 Nederlanders en 160.000 ‘Indo’s’ (kinderen van Europese vaders en inheemse moeders).

Hoe paradijselijk Indië toen op het eerste gezicht was toont dit filmpje uit 1941 (kort voordat Japan binnenviel en ook hier de Tweede Wereldoorlog begon).

In de presentatie is alleen de passage van 6:20 tot 11:20 gebruikt, ondersteund door toe-passelijk klinkende muziek (alleen de audio) van:

In werkelijkheid was het nationalistisch verzet, vooruitlopend op wat na 1945 zou komen, al volop aan de gang. Leiders als Soekarno en Hatta zaten regelmatig gevangen en vooral de inheemse jeugd keerde zich meer en meer af van de ‘Belanda’s’ (zoals ze de ‘Hollanders’ noemden). Dat laatste is mooi weergegeven in een passage uit de film Oeroeg uit 1993.

De bedoelde scene duurt ongeveer van 1:20:30 tot 1:22:10, maar de hele film geeft een goed beeld van de verhoudingen en gebeurtenissen in Nederlands-Indië kort vóór en vlak ná de Tweede Wereldoorlog.   

Een adequate samenvatting van de bemoeienis van Nederland met het latere Indonesië in de jaren 1945-1950 biedt deze documentaire.

De toestand in Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog wordt hierin behandeld, in samenhang met het optreden van de Nederlandse regering die vreesde dat Indië ‘verloren’ zou gaan. In de presentatie zijn alleen enkele passages hieruit gebruikt, maar de documentaire is als geheel zeer aanbevelenswaardig.

In de propaganda van de Regeringsvoorlichtingsdienst (voorloper van de Rijksvoorlichtings-dienst) werd gesuggereerd dat de Nederlandse militairen in Indië werden ontvangen als vrienden en bevrijders. Een mooi voorbeeld hiervan was te zien in de hiervoor genoemde documentaire, ongeveer van 41:50 tot 42:40.

De werkelijkheid was anders, zoals bijvoorbeeld te zien is in gedeelten van twee (door henzelf gemaakte) filmpjes van het optreden van Nederlandse mariniers op Oost-Java, 1945-‘46.

In de presentatie is alleen het eerste filmpje gebruikt, ongeveer van 8:35 tot 11:10.

In 1969 sprak Indiëveteraan Joop Hueting als eerste over oorlogsmisdaden die in Indië waren begaan. Dat leverde hem bijval op van enkele collega’s, maar ook doodsbedreigingen voor hem en zijn gezin. De meeste veteranen deden er liever het zwijgen toe; ze wisten dat Hueting gelijk had, maar ze praatten er niet graag over.

Na zijn overlijden in 2018 was Joop Hueting weer heel even landelijk nieuws:

Dat Hueting de waarheid had gesproken wisten insiders in 1969 allang, maar ‘de samenleving’ was er blijkbaar nog niet aan toe. En zelfs toen Rémy Limpach in 2016 met zijn boek De Brandende Kampongs van Generaal Spoor kwam, wist de regering blijkbaar niets beters te bedenken dan een nieuw onderzoek te laten doen, om erkenning van de ongemakkelijke waarheid nog maar weer wat verder voor zich uit te schuiven.

Limpach toonde na jarenlang minutieus wetenschappelijk onderzoek overtuigend aan dat oorlogsmisdaden in Indië niet enkel excessen waren, maar dat sprake was geweest van systematisch en extreem gewelddadig optreden. De verantwoordelijkheid hiervoor legt hij vooral bij de leidinggevenden, die handelden in de tradities van het KNIL (denk aan het eerder besproken fragment uit de film Max Havelaar). Deze vuurvreters beschouwden de dienstplichtige jongens uit Nederland gewoonlijk als een blok aan hun been; veel te soft en eigenlijk onbruikbaar voor de strijd tegen de fanatieke nationalisten. Limpach meent dan ook dat we het overgrote deel van de Indië-veteranen niet als oorlogsmisdadigers mogen zien. Ze werden tegen wil en dank een oorlog in gesleurd en kwamen daar ook nog eens tussen twee vuren te zitten. Hoeveel keus heb je dan als je het er levend af wilt brengen?   

Voor wie een geschikt boek hierover wil lezen is De Brandende Kampongs overigens geen aanrader. Het is met zijn uitvoerig notenapparaat en vele verwijzingen een typisch wetenschappelijke publicatie; heel goed bruikbaar als naslagwerk, maar (ook door zijn omvang van 870 bladzijden) geen plezierig leesboek.

Twee boeken, uit het enorme aanbod over het onderwerp, die ik wel kan aanbevelen:

Op klompen door de Dessa (uit 2015) vertelt de verhalen van een kleine twintig Friese Indië-veteranen, opgetekend door een schrijver die ons door de ogen van die veteranen laat kijken. Ik vermoed dat de belevenissen van de Achterhoekse en dus ook de Harreveldse veteranen hier niet noemenswaardig van zullen hebben afgeweken. De verhalen zijn heel verschillend en over het algemeen zeer verhelderend. Sommige zijn ronduit hartverscheurend.

Liefde in Tijden van Oorlog (uit 2013) gaat over de naar schatting 7000 kinderen die geboren zijn uit relaties tussen Nederlandse militairen en inheemse vrouwen en meisjes. Veel van die kinderen kenden hun vader alleen van een vergeeld fotootje en hebben soms zelfs tevergeefs geprobeerd in contact te komen met hun biologische familie in Nederland.

De schrijfsters van het boek hebben heel wat van die kinderen gesproken, en soms ook een of beide ouders. Behalve een fascinerend boek leverde hun project ook een website op, om dit soort contacten te bevorderen:   https://oorlogsliefdekind.nl/

Al eerder stelden ze het onderwerp aan de orde in een uitzending van Andere Tijden uit 2010:

https://anderetijden.nl/programma/1/Andere-Tijden/aflevering/231/Tuan-Papa

Een lezenswaardig boek over de Indië-veteranen uit de vroegere gemeente Lichtenvoorde is: Henny Bennink, Bezetting en Verzet II, uitgeverij Fagus, IJzerlo 2007, vanaf pagina 81.

De tien Harrevelders die in Nederlands-Indië vochten

Andere Harrevelders die in Nederlands-Indië verbleven

Hendrik Wolters en Anna Waenink (in Harreveld beter bekend als Lindebooms Hendrik en Platen Hanne) vertrokken begin 1919 voor hun ‘grote avontuur’, zoals ze dat zelf noemden. Wolters ging werken voor het KNIL, eerst als militair, later als burger (werktuigkundige). In 1948 keerden ze voorgoed terug naar Nederland en vestigden zich weer in Harreveld. Over hun belevenissen schreef Wolters een boek dat hij in eigen beheer uitgaf.

Riek Stoltenborg of zuster Maria Gerardiana (in Harreveld beter bekend als Weggelas Drika) vertrok in 1934 naar Indië, om daar als onderwijzeres te werken. Ze werd zelfs Indonesisch staatsburger in de tijd van Soekarno, om niet het land uitgezet te worden. In 1972 keerde ze uit vrije wil definitief terug naar Nederland.

Gerda van den Berg werd in 1940 als Gerda Poos geboren op het eiland Banka, ten oosten van Zuid-Sumatra. Haar vader werd in 1941 gemobiliseerd om te vechten tegen Japan, dat Nederlands-Indië aanviel en bezette. Hij werd krijgsgevangen genomen, kwam als dwangarbeider terecht in een mijn in Japan en overleed daar in 1943.

https://oorlogsgravenstichting.nl/persoon/121543/alphonsus-petronella-poos

Gerda heeft haar vader dus eigenlijk nooit gekend. Met haar grootouders verhuisde ze naar Nederland. Later kwam ze min of meer bij toeval terecht in Harreveld, waar ze samen met haar man al vele jaren woont.

De enige foto die Gerda Poos heeft van zichzelf samen met haar vader (1940).

Twee Harreveldse dienstplichtigen in Nieuw-Guinea

Het drama van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog kreeg nog een staartje tussen 1960 en 1962. Toen voormalig Nederlands-Indië in 1949 onafhankelijk werd, bleef Nieuw-Guinea onder Nederlands bestuur. Maar Soekarno zou niet rusten voordat ook ‘Irian Barat’ (zoals hij het noemde) bij Indonesië werd gevoegd.

Dat gebeurde uiteindelijk in 1963. Kort daarvoor kwam het nog bijna tot een nieuwe oorlog met Nederland. Onder de duizenden Nederlandse dienstplichtigen, die toen naar Nieuw-Guinea werden gestuurd, waren ook:

Bennie Diks
Fons Krabben

Tot slot

De presentatie werd afgesloten door stil te staan bij de slachtoffers van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, en speciaal bij een van hen.

Aantallen slachtoffers in Nederlands-Indië, 1945-1950:

Indonesische burgers en militairenca. 100.000
Nederlandse burgers5.000 à 30.000
Nederlandse militairen4.751

Eén Harreveldse dienstplichtige keerde niet terug uit Indië. Aloys Tankink sneuvelde op 20 januari 1947, amper drie weken na zijn eenentwintigste verjaardag. Hij werd beschoten tijdens een patrouille in een jeep en overleed aan zijn verwondingen in het hospitaal in Semarang. De familie kreeg via burgemeester en pastoor te horen dat hij was bezweken aan malaria. Later kwam dankzij toenmalige strijdmakkers de ware doodsoorzaak aan het licht, maar officiële instanties hebben die nooit kunnen of willen bevestigen.

Voor alle slachtoffers, en speciaal voor Aloys Tankink, werd (een gedeelte van, alleen de audio) ‘The Last Post’ ten gehore gebracht.

Om het publiek niet helemaal in mineur naar huis te laten gaan werd daarna (alleen de audio van) ‘Arm Den Haag’ afgespeeld.

https://www.youtube.com/watch?v=-q2cjMKG1mI

Op verzoek van de presentator werd het refrein zachtjes meegezongen door de aanwezigen:

Ach kassian, het is voorbij, kassian, het is voorbij
Den Haag, Den Haag, de weduwe van Indië ben jij

Onderzoek ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’

Onderstaande aanvulling is geschreven door Henk Krabben, die sinds 1988 met grote regelmaat Indonesië bezoekt en er vele contacten heeft en spreekt met diverse lagen en achtergronden van de bevolking tot op overheidsniveau.

Op donderdag 17  februari 2022 is de presentatie is geweest van het grootschalig onderzoek naar de dekolonisatie in Indonesië. De titel van dat onderzoek is: “Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950” en is een gezamenlijk onderzoeksprogramma van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies. Daarin wordt gekeken naar het militaire geweld dat tussen 1945 en 1950 werd gebruikt in de voormalige Nederlandse kolonie. Bij de onafhankelijkheidsoorlog sneuvelden naar schatting 5000 Nederlandse militairen en 100.000 Indonesiërs.

De Indonesische regering en vrijwel de gehele bevolking van Indonesië hebben het Nederlandse overheersingsverleden allang ver achter zich gelaten en men focust zich op de toekomst. Het recente onderzoek en rapport in opdracht van de Nederlandse Regering wordt daarom in Indonesië niet begrepen. Als je hierover met Indonesiërs spreekt reageert iedereen verbaasd: “Waarom is men in Nederland nog steeds met het verre koloniale- en haar oorlogsverleden bezig ?  Dat is een gesloten boek !”

De algemene reactie in Indonesië is: er is in het verleden door de Nederlandse regering al excuus aangeboden voor het koloniale- en oorlogsverleden. Op uitnodiging van de Indonesisch President Mr. Joko Widodo, bracht het Nederlandse Staatshoofd in 2020 een Staatsbezoek aan Indonesië. Tijdens het Staatsbezoek van Koning Willem Alexander en Koningin Maxima aan Indonesië heeft Koning Willem Alexander direct op de eerste dag van het Staatsbezoek, op dinsdag 10 maart 2020, de volgende toespraak gehouden: (de toespraak is in het Engels uitgesproken, en onderstaand hiervan een samenvatting)

V.l.n.r. Koningin Maxima, Koning Willem Alexander, President van Indonesë Mr. Joko Widodo , en zijn vrouw Iriana Joko Widodo.

Meneer de President,

Voor mijn vrouw en mij is het een groot voorrecht Uw gast te mogen zijn. Wij hebben elkaar in de afgelopen jaren al goed leren kennen. Dit Staatsbezoek is voor ons de bevestiging van de warme band die tussen ons is gegroeid. Wij kijken ernaar uit de band met U en Uw land nóg hechter te maken.

Meneer de President, op 17 augustus (2020) is het 75 jaar geleden dat Indonesië met de “Proklamasi” (uitgesproken door Soekarno op 17 augustus 1945) zijn plek claimde tussen de onafhankelijke en vrije staten. De Nederlandse regering heeft dit gegeven 15 jaar geleden uitdrukkelijk aanvaard in politieke en morele zin. Wij feliciteren de bevolking van Indonesië van harte met de viering van 75 jaar onafhankelijkheid.

Wij verheugen ons op de komende dagen. Ons bezoek heeft een prachtig, toekomstgericht programma. Tegelijkertijd is het goed dat wij onze geschiedenis onder ogen blijven zien. Het verleden kan niet worden uitgewist en moet door iedere generatie opnieuw worden onderkend.

In de jaren direct na de “Proklamasi” volgde een pijnlijke scheiding die aan velen het leven heeft gekost. Voor geweldsontsporingen van Nederlandse zijde in die jaren wil ik hier nu, in navolging van eerdere uitspraken van mijn regering, mijn spijt uitspreken en excuses overbrengen. Dit doe ik in het volle besef dat de pijn en het verdriet van de getroffen families generaties lang voelbaar blijven.

Het is hoopvol en bemoedigend dat landen die ooit tegenover elkaar stonden, naar elkaar toe konden groeien en een nieuwe relatie konden ontwikkelen gebaseerd op respect, vertrouwen en vriendschap. De verbindingen tussen ons worden steeds veelzijdiger en krachtiger. Dit doet mij intens plezier. En ik weet dat dit gevoel in Nederland breed wordt gedeeld.

Zoveel mensen in Nederland voelen een diepe verwantschap met Indonesië! Wij zijn dankbaar dat een groeiend aantal jonge Indonesiërs ook interesse toont voor ons land. We zien het aan de studenten die naar ons land komen om te studeren. We zien het vooral aan de hechte samenwerking in de wetenschap, de economie, het waterbeheer en de bescherming van natuur en klimaat.

Meneer de president, wij hebben Indonesië nodig. Indonesië is lid van de G20 en een voortrekker binnen de ASEAN. Het is een positieve kracht op het gebied van veiligheid en stabiliteit in Zuidoost-Azië. Het is nu lid van de VN-Veiligheidsraad en de Mensenrechtenraad.

Als de op twee na grootste democratie ter wereld en één van de grote economieën van Azië, heeft U een toonaangevende rol, onder andere bij de gezamenlijke inzet voor de internationale rechtsorde.

Indonesië heeft een lange traditie van religieuze tolerantie en kan een constructieve rol spelen. Het is belangrijk om samen te blijven werken aan vrede, recht en bescherming van minderheden, op basis van respect voor soevereiniteit en territoriale integriteit.

Wij trekken heel graag samen met U op!

De algemene opvatting in Indonesië is dat met het Staatsbezoek van Koning Willem Alexander en zijn toespraak waarin spijt is uitgesproken en excuus is aangeboden, “het boek van het verleden” definitief gesloten is. In Indonesië wil men niets liever dan de intensieve vriendschappelijke relatie met Nederland verder verdiepen en uitbouwen op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds respect.

Veldnamen

Klik hier om direct naar het veldnamen overzicht te gaan.

Wat zijn veldnamen?

Mensen geven overal namen aan. Dat is een manier om de dingen uit elkaar te houden, om te laten zien dat je ze goed kent of dat ze jouw eigendom zijn. Ook stukken land krijgen gewoonlijk een naam. In zo’n geval spreken we van veldnamen; niet te verwarren met erf- of boerderijnamen. Deze beschrijving is ontleend aan M. Schönfeld, Veldnamen in Nederland Alle voorbeelden in de volgende tekst zijn veldnamen die (ook) in Harreveld voorkomen.

Er zijn vele soorten veldnamen. Sommige geven de hoge of lage ligging aan. Harreveldse voorbeelden hiervan zijn ’t Hogestukke , de Laegte en Hammengat . Andere zeggen iets over de bodemgesteldheid. Kostverloren, bijvoorbeeld, betekent niet-erg-vruchtbaar.

Soms verwijzen veldnamen naar de (vroegere) begroeiing van het perceel, bijvoorbeeld ’t Heetland (heide), ’t Russenland (biezen) en Weggelas zienen pos (gagel), of hebben ze te maken met het (vroegere) gebruik ervan, zoals d’n Akker, d’n Reuvenkamp Ooimansweide.

Er zijn ook namen die aangeven welke dieren er in het gebied huisden (of huizen), zoals d’n Moezenbulte, de Knienenwrange en de Kranemaot, of er werden (of worden) geweid, bijvoorbeeld de Koomaot, d’n Schaopenbulte of ’t Hengstenslat.

Weer andere zijn ontleend aan de vorm van het land, zoals ’t Breë-ende, d’n Hollenkamp, Trienentute en ’t Veugelstrik , aan de grootte van het perceel, bijvoorbeeld Möllaszaod (een mölder is 4 schepel), of aan de positie, bijvoorbeeld d’n Egterstenkamp en ’t Oosterstukke.

In veldnamen blijft soms ook de naam van de (vroegere) eigenaar of gebruiker bewaard, zoals in Mellinkriette , Geeskes-Mienekensbos Toebeskamp, Baertenbulte en Keizersweide .

Veldnamen bevatten dus een schat aan informatie. Helaas zijn ze, onder meer door de ruilverkaveling in de jaren 1970, langzamerhand wat in onbruik geraakt. Alleen al omdat ze zo’n geweldige bron van historische kennis van de streek zijn, mogen ze niet verloren gaan.

Hoe zijn de Harreveldse veldnamen bewaard gebleven?

Het meeste verzamelwerk is gedaan in 1983 en 1984. Met oude kadasterkaarten onder de arm ging ik op bezoek bij mensen van wie ik veel informatie verwachtte. Meestal stelden ze mij niet teleur. Ik kon heel wat veldnamen op de kaarten noteren. Vaak vertelden die informanten nog veel méér over vroeger. Voor zover mogelijk heb ik dit verwerkt in hoofdstuk 4 (dat verder vooral gaat over boerderij- en familienamen en dus strikt genomen niet echt bij het onderwerp hoort). Ik denk met genoegen terug aan de gesprekken van toen, want ik heb er heel veel van opgestoken.

Toen ik in 1983 begon met verzamelen was ik werkloos en had dus tijd genoeg. Later kwam daar verandering in. Meer dan vijftien jaar lang bleven de kaarten in een doos opgeborgen. Pas in het jaar 2000 kwamen ze weer tevoorschijn en toen ontstond ook het idee voor deze publicatie. De inventarisatie is indertijd nauwgezet en grondig aangepakt, maar dat garandeert natuurlijk nog niet dat hij feilloos en volledig is. Deze publicatie voorkomt in elk geval dat de toen-verzamelde kennis verloren gaat. Aanvullen en verbeteren kan altijd nog. Uw reacties zijn (ook om die reden) van harte welkom op: h.tankink1@chello.nl

Ik draag deze pagina’s op aan mijn toenmalige informanten. Hun namen staan hieronder genoemd. Alleen dankzij hun medewerking heb ik dit kunnen maken. Inmiddels zijn de meesten van hen niet meer in leven, zodat ze het resultaat nooit hebben kunnen zien. Maar ik geloof vast dat ze er trots op zouden zijn geweest.
Ook ben ik dankbaar voor de hulp van Erik Rietberg. Hij wees mij de weg wanneer ik verdwaalde in computerland. Waar zou een digibeet zijn zonder whizzkid?

Oudheidkundige vereniging Harvelt 2022